De Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL) heeft in 2006 een artikel geplaatst in hun tijdschrift STIELZ over het winkelpand Steenstaat 6 te Leiden, en in 2007 over de Dames van C.Jamin. Met toestemming van STIEL zijn deze artikelen hier overgenomen.
Een snoepwinkel op de hoek: Steenstraat 6 onder de loep
Begin 2006 pleitte een Leids hoogleraar voor afbraak van de helft van de Steenstraat. De Gazastrook van Leiden zou moeten verdwijnen. In deze en volgende bijdragen bekijken we de potentiële slachtoffers. Als eerste het hoekpand en woonwinkelhuis Steenstraat 6.
In een vraaggesprek in de aflevering van 26 januari 2006 van het Leids universitaire weekblad Mare liet hoogleraar kwantitatieve wetenschapsstudies Ton van Raan zich in een ontboezeming over het vermeende gebrek aan uitstraling van de stad en daarmee ook van de universiteit ontvallen dat men om de toegang tot het centrum meer allure te geven, er goed aan zou doen de helft van de Steenstraat aan de sloophamer prijs te geven. In de huidige gedaante vormde die straat toch maar de Gazastrook van Leiden. Aldus de volksmond. Met zijn bijtende en onveiligheid suggererende aanduiding verwees prof. Van Raan naar de multiculturele verscheidenheid van de ondernemingen in deze buurt, zoals belwinkels. Een shoarmawinkel waarvan de rolluiken overdag zijn neergelaten, is inderdaad geen appetijtelijk gezicht. De dynamiek van het bedrijfsleven in de Steenstraat, de Morsstraat en op de Beestenmarkt valt echter ook in positiever licht te bezien, zoals de televisiedocumentaire Bami, Bokking en Baklava op de Beestenmarkt (serie het geluk van Nederland, aflevering 4 april 2004) bewees. Bovendien ging Van Raan eraan voorbij dat ook aan de oostzijde van de vermaledijde Steenstraat een flink aantal karakteristieke en monumentale panden staat, ja zelfs gemeentelijke monumenten. Als eerste nemen we het kolossale winkelpand op de hoek van de Tweede Binnenvestgracht onder de loep, nummer 6.
Een eerder sloopplan
Wat Van Raan niet wist, is dat zijn pleidooi voor sloop niet origineel was. Na de grote stadhuisbrand van 1929 werden allerlei plannen gelanceerd om het oude raadhuis aan de Breestraat te herbouwen of vervangen. Sommige plannenmakers namen met radicale voorstellen hun kans waar om te pleiten voor nieuwbouw elders in de stad, met afbraak van bestaande bebouwing. De sociaal-democratische fractie stelde zich een tijdlang achter ideeën voor sloop van een groot deel van het gebied rond de Nieuwe Beestenmarkt, inclusief molen De Valk.
In het Regionaal Archief Leiden vonden we in dezelfde geest een rapport van augustus 1929 van het Leids architectenbureau Ponsen en Lohmann onder de titel De Leidse Stadhuisbouw en de sanering van toegangswegen naar de kern der stad. Dit plan kwam neer op een totale afbraak van het bebouwde oppervlak tussen Steenstraat, Binnenvestgracht, Nieuwe Beestenmarkt en Beestenmarkt. De motivering verwijst naar de bestaande toegangsweg, de Steenstraat, "tot de kern van onze stad". (onderstrepingen in gestencild origineel, GTJ) "Is dit een weg onze stad waardig? Onze stad, de sleutel tot het welvarende Rijnland. (...) Wordt het geen tijd dat wij onze waardigheid bewust worden en er naar streven met onze tijd mede te gaan en te zorgen voor ruime en goede toegangswegen tot en in onze stad"(...). "Eisch van Uw stadsbestuur dat zij haar (sic!) aandacht in den ruimsten zin laat gaan over de mogelijkheden die onze stad met haar industrie en welvaart in de harteklop van het Nederlandsche volk kunnen voeren...(...) Daar, tusschen een herboren 30 M breede Steenstraat en dito N. Beestenmarkt, is de plaats voor ons gemeentehuis". Van Raan had het niet fraaier kunnen formuleren.
Het pand als monument
in 1999 werd Steenstraat 6 aangewezen als gemeentelijk monument. Voor een indruk spelen we selectief leentjebuur uit de omschrijving in het besluit van B&W. Het betreft hier een woonwinkelhuis, hoekpand met bakstenen lijstgevel uit 1898, bestaande uit drie bouwlagen en een zolder onder een zinken roevendak met omgaande dakschilden. Het pand heeft een afgeschuinde hoek. [Hier is de ingang van de winkel.] De architectuur bevat elementen uit de Renaissance en de chaletstijl. De winkelpui is van later datum en gaat door op de gevel aan de Tweede Binnenvestgracht. De winkelpui heeft een zwart granieten borstwering, met zwart-witte penanten. Het witte deel is gecanneleerd. Boven alle vensters is een hanekam gemetseld. verder komen veel kunststenen baden voor. De gevels hebben een geprofileerde gootlijst op houten consoles. Op de zolderverdieping is een rond venster geplaatst onder een dakopbouw in chaletstijl; in de dakschilden zijn drie dakkapellen aangebracht.
Wat de redengevende omschrijving niet vermeldde, is dat de architect van het pand niemand minder was dan Leo van der Laan, stamvader van de katholieke architectenfamilie, bouwmeester van Leidse winkels, woonhuizen en kerken. In het Nederlands Architectuur Instituut (NAi) in Rotterdam bevinden zich de door hem ondertekende zes groot-formaatplannen voor een herenhuis met bovenwoning en een winkel met bovenwoningen op de hoek van de Steenstraat en Binnenvestgracht: het fundatieplan en plannen voor de begane grond en 1e en 2e verdieping en de bintlagen van de verdiepingen. Op de begane grond behalve vier kamers, op de verdiepingen nog ten minste twaalf kamers. Ook zijn er fraaie profieltekeningen van het aanzicht aan beide zijden.
In handen van de huidige eigenaars van het pand bevindt zich een van de zolder afkomstig vurenhouten plankje met het jaartal 1898 en twee namen: Vlasveld en Schraal. Timmerlieden brachten vroeger zo'n plankje op een min of meer verborgen plek in een nieuwbouwpand aan, met hun naam en datum, met als motief dat het bouwen van een huis toch eigenlijk vooral hun werk en verdienste was.
Voorgeschiedenis, eigendom, bewoners en beheerders
Zoals bij vrijwel alle negentiende- en twintigste-eeuwse gebouwen in de Leidse binnenstad het geval is, kwam het pand van Van der Laan in de plaats van een voorganger. Op grond van kadastrale gegevens, aangevuld met wat data uit onder meer het bevolkingsregister, kan het volgende verbrokkelde beeld worden gereconstrueerd.. In 1874 verkoopt Gerardus Jacobus Rietbergen, winkelier, "een huis en erf in twee gedeelten gesplitst en bewoond, staande en gelegen te Leiden aan de oostzijde van de Steenstraat tegenover de zomersociëteit Amititia aan de hoek van en strekkende langs de Binnenvestgracht wijk 5 nommer 33 en 33a straatnommers 4 en 6...
Rietbergen leent hypothecair 12.000 gulden van Isaac Capadose, advocaat in Den Haag. In 1882 verkoopt hij het onroerend goed aan Hendrik Boom, koopman en winkelier te Watergraafsmeer voor de som van 13.000 gulden, compleet met de hypotheek van Capadose, die nu woont in Albury-Guildford, Engeland. (Isaac Capadose was zoon van de tot het protestantisme bekeerde Portugees-Israëlitische arts en bestrijder van de koepokinenting Abraham Capadose; Isaac Capadose promoveerde in Leiden in de rechten en trad in dienst mij het ministerie van Koloniën. Hij sloot zich aan bij de apostolische gemeenten in Nederland, later Engeland, waar hij in Albury als co-adjutor der Apostelen woonde tot zijn overlijden in 1920.) Wanneer Boom niet voldoet aan zijn hypothecaire verplichtingen, wordt het goed bij openbare verkoop in het "Heerenlogement aan den Burg" [waar tegenwoordig de centrale openbare bibliotheek zetelt] verkocht aan Johannes Schoondergang, gisthandelaar, die handelt in opdracht van Hijman Bremer, onderwijzer te Leiden.
In 1886 kreeg F.C. van den Bergh een vergunning krachtens de Hinderwet tot inrichting van een smederij in het pand. In 1890 kreeg de winkelier Friedrich Christian Albrecht Ge(h)ricke toestemming voor plaatsing van uitsteekschermen en zonneschermen. in 1898 verkoopt Hijman het pand voor 13.500 gulden aan Cornelis Dieben, stalhouder. Deze Cornelis, die al buurman was op de Binnenvestgracht, heeft naar alle waarschijnlijkheid de opdracht aan Van der Laan voor het ontwerp van een nieuw woon-winkelpand gegeven, waarbij hij zelf het deel aan de Binnenvestgracht in beheer hield. Op 1 juni 1899 betrok G.A. van der Werf, een katholieke winkelier in sigaren, de kersverse hoekwinkel, opgevolgd door C.L. Bergmann in 1905 en Henricus Franciscus Adolphus Maria [Henri] Walenkamp in 1907. Deze Walenkamp stond eerst te boek als reiziger in naaimachines, later gewoon als winkelier. Hij vertrok met zijn kinderrijk gezin op 3 oktober 1921. In 1910 was Cornelis Dieben overleden. Zijn weduwe, dochter van een koekbakker uit de Haarlemmerstraat Maria Catharina Biesiot (ook gespeld Biesjot), erfde met drie minder- en twee meerderjarige zoons niet alleen weilanden in de Pesthuispolder en de aanliggende percelen van Binnenvestgracht en Steenstraat, maar ook een dozijn koetshuizen met paardestallen in de Sint-Aagtenstraat (hier ook nog koestallen), op de Garenmarkt en aan het Levendaal.
Prompt verkoopt zij binnen enkele maanden Steenstraat 6 en 6a aan de eerdergenoemde huurder Henri (H.F.A.M.) Walenkamp, koopman te Leiden, die in 1921 in zijn pas verworven bezit blijft wonen. Vermoedelijk werd het winkelpand toen aan de eisen van CJamin aangepast, waarna het echtpaar Philippus de Vries en Wilhelmina Catharina Molthoff als filiaalchef in het pand ging wonen. Vanaf 1930 tot 1936 was mw Toos van Loon filiaalchef, daarna voerde het echtpaar G. Bus en M.M.H. van Kasteren de scepter. De weduwe Bus blijft met haar kinderen A.M, H.J.M. en J.M Bus tot ten minste 1955/63 in de bovenwoning. In 1953 overlijdt de oude heer H.F.A.M. Walenkamp. Tegen inbreng in de nalatenschap van een bedrag van 16.000 gulden wordt het huis en erf Steenstraat 6 en 6a toebedeeld aan Geertruida Helena Maria Walenkamp, echtgenote van Martinus Petrus Franciscus Meijer. (Het gaat hier om de ouders van o.m. de huisarts-historicus Har Meijer, oud-historicus Fik Meijer en de patholoog-anatoom prof. Chris Meijer; twee van de drie herinneren zich nog het ophalen van de huurpenningen.) Mw Meijer verkoop het pand in 1972 aan de heer Jan Kooyman voor 130.000 gulden. Daarna is het pand nog drie keer in handen van nieuwe eigenaar-beleggers gekomen. In 1972 wordt de winkel geheel gescheiden van de bovenwoning(en), die tot studenthuis worden ingericht. De firma CJamin verlaat rond die tijd het pand. Daarna komt er een aantal jaren onder meer een homeopathische drogisterij/reformhuis Sassafras, waarna begin jaren tachtig uitzendbureau Dactylo zich op de begane grond vestigt. In 1996 volgt nog een gedeeltelijke verbouwing tot kantoor en drie appartementen. De huisnummering wordt nu 5A voor begane grond en B-D voor de appartementen, een situatie die in de splitsingsakte van 2004 wordt vastgelegd. het oude nummer 6 is nu vervallen.
CJamin en het eerste winkelpand van Van der Laan
Leo van der Laan on het nog niet weten dat in zijn pand aan de Steenstraat ruim twintig jaar later een filiaal van CJamin zou komen. Maar twee jaar eerder, in 1896, had hij voor de koekjesfabrikant uit Rotterdam al een kloek winkelwoonhuis ontworpen in de Haarlemmerstraat, op de hoek van de Vrouwensteeg (huidig nummer 85), niet alleen Van der Laans eerste winkel, maar waarschijnlijk ook het eerste Leidse filiaal van Jamin. Een mini-dossier in het NAi bevat onder drie stukken zonder tekeningen een handgeschreven Attest van goedkeuring: "De ondergetekende verklaard (sic!) aan de Weledele Heer C. Jamin dat Ued. gerustelijk kan overgaan tot de betaling van het (sic!) eerste termijn der aanneming van de bouw van het winkelpand staande op de hoek Haarlemmerstraat en Vrouwensteeg in Leiden groot tweeduizend achthonderd dertien gulden zegge 2813 waarvan de betaling kan geschieden op 23. Juni 1896." Ondertekend door L vd Laan, architect. Uit een ongedateerd briefje blijken vier Leidse aannemers (2x Hartevelt, een Van der Drift en een Hoogeveen, zich garant te stellen voor "maken en leveren volgens bestek en Teekening het afbreken en wederopbouwen van het perceel Haarlemmerstraat hoek Vrouwesteeg voor rekening van den heer G. [=C.] Jamin voor de som van elf duizend twee honderd drie en vijftig gulden".
(In de volgende aflevering van Stielz het vervolg van de historie van de Jaminwinkel in het pand Steenstraat 6)
Gerard J. Telkamp