Onder andere in de Nieuwe Leidse Courant van 12 februari 1955 en in Trouw staat een artikel over en een gesprek met hem:

    Een geleerde op klompen

    Grondwerker werd bekend astronoom

    Op bezoek bij de heer P.G. Meesters, de sterrenkijker van Halfweg

    Toen Pietje Meesters uit Halfweg dertien jaar oud was, had hij, zoals men dat pleegt te noemen, met vrucht de lagere school doorlopen. Dat was in 1900.
    Pietje ging dus het leven in, want thuis was het geen vetpot: hij moest méé verdienen. Hij was nog wat tenger, maar een kniesoor die daar omtrent de eeuwwisseling op lette. Zo kwam hij terecht bij een boer. Basta. Als de wereld nog sliep, stond Pietje al in zijn klompen en als de wereld wéér sliep stond hij er nóg in. Maar onder het melken had het ventje zo zijn verdroomde belangstelling voor onalledaagse zaken en als hij er maar even de tijd voor kon vinden, las hij wat hij maar te pakken kon krijgen.
    Hij las de Bijbel. Hij las over anarchisme, over vegetarisme, geneeskunde, geologie, hij zat met brandende ogen gebogen boven dikke boeken over aardrijkskunde, diepzeeonderzoek en sterrenkunde.

    De problemen van ruimte en tijd boeiden hem. Zijn kinderziel verwonderde zich mateloos over het mechaniek van het zonnestelsel. Van twee kwartjes zakgeld doe je niet veel, maar Pietje Meesters was zuinig als een vrek en ten slotte kocht hij "De natuurkrachten", een natuurkundeboek van dr. Wilhelm Meyer.
    Planeten... telescopen... licht... 's Nachts las hij er over. Met een fanatieke bezetenheid vocht hij tegen de slaap: hij moest lezen, want hij wilde weten. "de wonderen des hemels" van Flammarion werd toen zijn eigendom.
    De nachten waren veel te kort voor hem. Als hij nog eens een keertje bij zijn kameraden was, praatte hij over de sterren, maar in hun oren klonk het als een koortsig ijlen van een zieke. Zij vonden hem een rare snoeshaan en eigenlijk waren zij een beetje bang voor hem, want fluisterde men niet, dat hij de geheimen der mensen uit de sterren kon lezen...? Nu ja, hij praatte dan ook over aberratie, ecliptica en nevelcomplexen as zijn vrienden over de eerste zoen, waarvan zij elkaar de primeur betwisten.

    Nu is Pietje de heer P.G. Meesters geworden, een tot over de grenzen bekend astronoom, oud en grijs, de auteur van het forse boek: "Mijn sterrenwacht, speurtochten langs het firmament". Professoren weten zijn eenvoudige woning aan de Iepenlaan in halfweg heel goed te vinden, en er is een tijd geweest, dat prof. A.A. Nijland regelmatig bij hem op bezoek kwam. Maar één ding is het zelfde gebleven: deze grondwerker-sterrenkundige loopt nog steeds op klompen, in blauwe kiel en pilowse broek.
    Tussen nu en toen ligt een lang en wonderlijk leven. Overdag peesde hij in de grond, 's avonds studeerde hij en 's nachts richtte hij zijn kijkers naar het hemelplafond, waarlangs hij zijn speurtochten maakte. In 1910 kocht hij zijn eerste kijker van het zakgeld, dat hij als grondwerker voor zichzelf mocht houden. Eigenlijk was het geen kijker: het was een stukje hiervan en een onderdeel daarvan, maar deze grondwerker-astronoom is ook in de werktuigkunde zeer begaafd en hij presteerde het ten slotte met de allure van een draaier en een monteur deze fragmenten te combineren. In 1914 kocht hij een grotere, een van 108 mm. Wel was er te weinig geld in kas, maar een boer, die grote belangstelling had voor de studie van Pietje Meesters, verschafte de duiten.

    Er brak toen een moeilijke tijd aan, want de heer Meesters was intussen getrouwd en gemobiliseerd. Vrouw en kind moesten leven van een paar kwartjes per dag en als hij eens met verlof overkwam, grijnsde de...nood  hem uit alle kamerhoeken tegen.
    Wat hij de boer nog schuldig was, vereffende hij met een kostbare sterrenatlas. Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen, maar vraag niet wat het hem kostte: de kijker werd omgezet in geld en het geld in voedsel en kleding. De nood zat daarna ten minste niet zo smalend te grijnzen als hij nog eens thuiskwam...
    De grote droom echter: ééns een eigen planetarium te bezitten, liet ook toen niet an hem af. na de eerste wereldoorlog leek het even voor de wind te gaan. In Berlijn tikte hij een kijker op de kop. De Duitser maakte die kijkers zelf, stuurde ze franco, in goed vertrouwen, naar Halfweg, waarna Meesters ze verkocht en de winst in een oude kous stopte om ééns zijn droom te verwezenlijken en de eerste steen te leggen voor zijn eigen sterrenwacht.
    Dat duurde zeven jaar lang, zeven jaar van zwoegen in de grond, studeren, kijkers verkopen en... sparen. Toen kreeg hij een aanbieding om als assistent naar het observatorium van Lembang in Indië te komen.
    — Dat deed u natuurlijk, vallen we spontaan in de rede.
    — Ja. Eindelijk kon ik wetenschappelijk werk doen zonder overdag me eerst af te beulen in klei en blubber.
    Acht maanden werkte hij daar, maar door verschillende omstandigheden beviel het hem niet en hij was al weer thuis vóór zijn vrouw op de boot naar Lembang zat om zich bij hem te voegen. Daarna ging hij zelf kijkers bouwen, hij kocht en verkocht en het eerste sterrenwachtje kwam er, een houten gevalletje van 2 bij 3 m., veel te klein natuurlijk om zijn materiaal in op te bergen en bovendien nog daartussen in te staan om met een kijker van 140 mm. de hemel te observeren.
    Er kwam een nieuwe sterrenwacht, groter ditmaal, maar toch weer te klein, want wat is een ruimte van 4 bij 5m?
    Het waren heerlijke jaren voor Meesters, wiens leven symbolisch was voor alle menselijk leven: aan de aarde gebonden, naar de hemel gericht. Maar in 1938 kraaide de rode haan victorie op de sterrenwacht en het levenswerk van deze bescheiden man werd in één verschrikkelijk uur vernietigd. Eerlijk erkent Meesters, dat hij toen bijna tot capitulatie bereid was.
    — Ook al waren het instrumenten, die ik zelf gebouwd had... er zat voor mijn doen heel veel geld in. Vooral moreel echter had ik de klap van mijn leven gekregen..."
    Na een tijd van depressie hervond hij echter zijn oude vitaliteit en in 1940 bouwde hij, samen met zijn zoon, die metselaar was, een nieuwe privésterrenwacht, nu van steen, mooier en ruimer dan hij in zijn dromen ooit gezien had...

    Driemaal in zijn leven had hij de sensatie en de vreugde een nieuwe ster te ontdekken. De eerste in 1918. Met het blote oog zat hij in de schemering naar de hemel te kijken, waarin de eerste sterren al helder stonden te blinken. Zoals aan scholier op een blinde kaart de hoofdsteden van Europa kan aanwijzen, zo wist Meesters: dáár staat Wega, dáár Altair en even zichtbaar: Deneb in de Zwaan.
    Veel zuidelijker, maar vrijwel op dezelfde hoogte, zocht hij toen Antares in de Schorpioen. Tot zijn stomme verbazing "kwam hij een nieuwe heldere ster tegen" vóór hij Antares gevonden had. Deze "Nova" stond in het sterrenbeeld "De Arend" in de de melkweg en werd eveneens waargenomen door de heer Luyten, die tegenwoordig professor is aan de sterrenwacht te Minesota. Achttien jaar later vond hij een "nova" in de "Hagedis" en weer tien jaar later ontdekte hij een nieuwe ster in het sterrenbeeld "Noorderkroon".
    Hij deed echter nog wat meer dan nauwgezet het firmament afspeuren en werken aan steeds maar nieuwe kijkers. Hij had maar één aanmoediging nodig van prof. Nijland om een grote atlas van de Noodpool te tekenen tot veertig raden declinatie, waarin alle sterren voorkomen tot de grootte van 7,5.
    Het was een opdracht om tegenaan te kijken als tegen de Mount Everest, maar de astronoom voerde haar uit met dezelfde onverzettelijke wilskracht, waarmee hij als grondwerker de taaiste klei had overwonnen. En tijdens de laatste oorlogswinter, toen bijkans alle concentratie der mensen gericht was op brandstof en voedsel, vervaardigde hij in het in het dansende schijnsel van zijn noodverlichting, twee sterrenatlassen van 80 kaarten elk.
    Het getal 37000 laat zich gemakkelijk snel uitspreken, maar plaats eens 37000 puntjes op papier, die evenzo vele sterren zijn, nauwkeurig waar zij moeten staan.
    En die stonden er toch werkelijk op die ene atlas.
    Op de andere kwamen er maar 9000 voor, maar dat zijn dan ook slechts de sterren, die met het blote oog zijn waar te nemen, 5500 voor het Zuidelijk- en 3500 voor het Noordelijk halfrond, van horizont tot horizont.

     De heer Meesters heeft kasten vol boeken. Daar leeft hij tussen. Een geleerde die die zich daarmee omringt, een geleerde die de honderden foto's streelt die hij maakte van sterrenbeelden, een geleerde die mild naar u glimlacht als zijn terminologie u aan het duizelen maakt als de 37000 stipjes op zijn sterrenatlas, en afdaalt naar uw niveau omdat hij zo graag heeft dat u het maar begrijpen zal.
    Een geleerde op klompen, die leven moet van zijn ouderdomspensioen. En die men, na Lembang, in de modder heeft laten wroeten. Alsof talent een artikel is, waarmee ons volk royaal mag omspringen...  [JAN STOUT]

     

    Het boek van P.G. Meesters 'Mijn sterrenwacht, speurtocht langs het firmament' is tweedehands nog wel te koop.
    Het is digitaal te lezen en te downloaden als PDF.

    Planetoïde

    Pas in 2002 is er een planetoïde naar hem vernoemd. De door het echtpaar Van Houten - Groeneveld in 1960 ontdekte planetoïde draagt de naam 10647 Meesters.

    Meesters heeft een diameter van ongeveer 12 km, alhoewel de schattingen nogal uiteen kunnen lopen, omdat men de albedo (lichtweerkaatsend vermogen) van Meesters (nog) niet precies kent. Als Meesters een erg lage albedo heeft en dus erg donker is, kan de middellijn wel 15 - 17 km groot zijn. In het geval Meesters het zonnelicht echter heel goed reflecteert, moet de diameter wat kleiner geschat worden dan de genoemde 12 km.

    Er zijn minstens 51 nauwkeurige waarnemingen gedaan aan Meesters en daarom is zijn baan om de zon heel goed bekend geworden. Hij maakt één omloop om de zon in 5 jaar en 43 dagen. Zijn baan ligt tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter op een gemiddelde afstand van 2,969 AE (= 444.000.000 km), dus bijna drie keer zo ver van de zon af als de afstand Aarde-Zon. Het baanvlak van Meesters maakt een hoek (inclinatie) van 9,5 graden met de ecliptica (de aardbaan) en de excentriciteit van zijn baan bedraagt 0,05.

    Om de zoveel jaar (zoals op 23 december 2003) staat Meesters in oppositie en komt daarmee het allerdichtst bij de Aarde sinds jaren! De afstand zal dan slechts 1,996 AE (= 298.597.000 km) bedragen, dus vrijwel precies twee keer zo ver als de gemiddelde afstand Aarde-Zon. Ondanks deze dichte nadering, zal het alleen met zeer grote telescopen lukken om hem waar te nemen of te fotograferen. Zijn helderheid zal dan namelijk maar 17,0 magnituden bedragen, ruwweg 25.000 maal zwakker dan de zwakste sterren, die men met het blote oog kan zien.

     

     

     

    Matomo opt-in

    Main Menu