In 1913 verscheen in het Algemeen handelsblad een artikel over de Haarlemmermeer dat we nu toeristische informatie zouden noemen.
    In dit artikel worden onder meer de boerderijen Rijkstee en Noord-Brabant genoemd. 
    (De tekst is integraal overgenomen, inclusief de spelling en schrijffouten)

     

         
     

    Een Wandel- en Spoortocht in de Haarlemmermeer

     

    De spoorlijntjes door de Haarlemmermeer zijn nu ongeveer een jaar oud. 't Wordt wel tijd dat de hoofdstedelingen nu eens hun kennis met den populairen polder, die vooral in schoolboeken destijds hun aandacht in beslag nam, gaan hernieuwen.

    Zoo'n reuzenplas die drooggemalen is, zoo vlak bij Amsterdam, is en blijft een curiositeit. En sedert er van die gezellige, keurige stoomtreintjes door puffen is er een stukje van Noord-Holland beter bereikbaar geworden, dat als variatie op het uitstapjesprogramma welkom is.

    Dat spoortje langs die drietakkige lijn waarvan voorloopig Haarlem, Aalsmeer en Leiden de eindpunten zijn, och 't is, zoo lang nog na de opening in 1912, nagestaard door de polderbewoners. En 't heeft zoo'n massa vee akelig verbaasd. Neen het verbaast die Haarlemmermeersche koeien en paarden nog!

    't Zijn kleine, gezellige treintjes. Locaal-verkeer. Je kunt zoo eens een praatje maken met een boerendeern waar je langs treint, of op je gemak den afloop gadeslaan van het gestoei van twee dikke biggen.
    Ja, je kunt zelfs bedaard overleggen of je nu witte boonen, bieten, tabak of iets anders op het veld ziet, en er zit zoo weinig express-achtig in de treinen, dat hier en daar de merkwaardige namen op de boerderijen van den Haarlemmermeerpolder van uit den rijdende trein te lezen zijn.

    Dat is juist het aardige van een tochtje door dien leeggemalen plas van circa 18,000 bunders land en waarvan de bunder reeds onmiddellijk f. 740 opbracht bij verkoop. Men kan 18000 bunders land niet bewandelen. Maar 't behoeft toch ook geen spoortreinrit te worden. Daarvoor is 't te eigenaardig daar. Ik geef dus hier een plannetje voor een ochtend en een middag, dan weer eens loopen en dan weer eens treinen. Als uitgangspunt neme men Haarlem-station.

     

    Maar vóór den Haarlemmermeer te betreden even een kleine geheugen-opfrisching!

    Men dient toch wel iets onthouden te hebben van het vele dat in zake dien grooten plas te doen is geweest, vóór, bij en na uitmaling. De naam van Leeghwater is vrij populair, zoowel wat den persoon zelf aangaat als wat het oude stoomgemaal De Leeghwater en zijn pendanten 'De Lijnden' en 'De Cruqius' betreft.

    Minder populair heden ten dage is Leeghwater's “Haerlemmer-Meer Boeck”. Wanneer men nu op zoo'n tochtje door den H. M. niet als een blinde door Jeruzalem wil dwalen dan verdient 't aanbeveling om dat Haerlemmer-Meer Boeck eens op te zoeken en door te lezen. Het is o.a. Op de Amsterdamsche universiteitsbibliotheek op 't Singel aanwezig onder No. 436 D 41 en daar voor ieder fatsoenlijk burger te krijgen.

    Dit boek was destijds wèl populair, want het exemplaar bovenbedoeld is reeds een dertiende druk, anno 1838. Het oorspronkelijke H. M. boek van Leeghwater verscheen in 1641 of '42, en beleefde twaalf drukken tot 1749. Een paar aardige kaartjes doen o.a. Zien hoe sterk in den loop der tijden die Haarlemmermeerplas zich uitbreidde ten koste van het land.

    Steeds werd meer land afgespoeld naar het IJwater, en steeds moesten de oeverbewoners terugwijken voor het water. Een kerkje van Rijk stond in 't begin van 1600, zoo verhaalt Leeghwater, op grooten afstand van het water, en toen hij daar ter plaatse was, lag het kerkhof van het kerkje reeds 'verre in de Meer'.

    Dat is heel aardig, zal de wandelaar van 1913 zeggen, maar wel wat lang geleden, en wat hebben we er aan?

    Een oogenblik geduld.

    Thans zal men op een goede (staf) kaart van den H. M. polder nog ter plaatse waar dat oude dorpje Rijk gestaan heeft, een boerderij kunnen vinden, genaamd Rijkstee. Vergelijkt men daarmee de oude kaart in Leeghwater's H. M. boek, dan is 't wel zeer merkwaardig dat juist dáár, iets ten Zuiden van Sloten, waar eens dat kerkhof moet geweest zijn, daarna water en toen land, weer de naam Rijk opgedoken is. En nu zou men natuurlijk zoo'n naam op een boerenhofstede onopgemerkt laten als men niet iets meer wist van de historie van de plek waarop men loopt.

    In meergenoemd boek wordt o.a. gewaarschuwd voor het water van het groote meer dat toen nog wel 700 roeden van de hoofdstad was verwijderd, maar ter eeniger tijd wel eens de inwoners van Amsterdam bij hun ontwaken vreemd zou doen ophooren wanneer het over den Amsteldijk en bij de Berebijt stroomde.

     Zwaneburg (thans de suikerfabriek bij Halfweg) lag toen (in 1838) direct aan het Meer, niettegenstaande het 250 jaar geleden toch nog meer dan 700 Rijnlandsche roeden verwijderd was van het water. 't Schijnt dat men wel een beetje angstig is gaan worden over die binnenzee, zoo dicht bij Haarlem en Amsterdam!

    Men schrijft zelfs al over het verlies dier steden met Leiden incluis!

    De Amsterdammers mogen niet verzuimen, nu de toegang zoo gemakkelijk is gemaakt, om dat Haarlemmermeersche land van belofte te bezoeken.

    Het ligt geheel omsloten door een vrij hoogen dijk, den Ringdijk, waaraan op 5 Mei 1839 begonnen werd. In 1852 raakte de Meer droog en in 1854 reed men de eerste oogsten binnen.

    Van heinde en ver kwamen de Hollandsche kolonisten om zich op dat veelbelovende land te vestigen. Den 2den December 1855 werd in een noodkerk, staande op den hoek van de Hoofdvaart en den Bennebroekerweg, een eerste Protestantsche godsdienstoefening gehouden. In 1860 telde de gemeente Haarlemmermeer reeds 7237 inwoners, en in 1869 waren er 11,272 zielen.

    In de eivormige oppervlakte van de Haarlemmermeer zijn vele rechte lijnen getrokken voor wegen en vaartjes, vormende een verzameling rechthoeken waarin de zeer fraaie boerderijen van het Hollandsche, Friesche, Brabantsche of van geen bepaald type zijn gelegen.
     

    Wij zoeken te Haarlem-station, in den ochtend een Haarlemmermeertreintje op. Genoeglijk glijden wij daarin; eerst even nog langs de hoofdlijn tot voorbij de centrale werkplaatsen der H. S. M. en buigt dan op de nieuwe lijn over, die de Haarlemsche trekvaart en de electrische tramlijn kruist en de richting neemt, om Haarlem heen, naar Vijfhuizen. Die richting blijft paralel aan de Ringvaart en -dijk van de H. M. -polder, dien men reeds links van de lijn ontwaart.

    Een Wandel  en Spoortocht in de Haarlemmermeer 1913 traject spoorlijn

    Vijfhuizen was vroeger een dorpje met (in 1840) 34, zegge vier-en-dertig inwoners, hetgeen, verdeeld over vijf huisjes, zoo ongeveer uitkomt. Thans is het een uithoek van de gemeente Haarlemmerliede.

    Op station Vijfhuizen volgt de halte Y-weg. Daar stappe men uit en wandele langs dien weg in noordelijke richting, dus links van de spoorlijn blijvende.

    Men is dan op de Y-weg, op een lineaal-rechte laan die bij Halfweg eindigt en 18 K.M. lang is. Er is nog zoo'n weg in het andere gedeelte van de Meer en daartusschen ligt de Hoofdweg en Hoofdvaart die 20.5 K.M. lengte geeft en ook zoo recht is als een kegelbaan. Zes dwarswegen snijden precies rechthoekig die drie wegen, waardoor er een stuk of 27 à 28 rechthoeken ontstaan.

    Ik denk er niet over om mijn lezers die kilometerslange wegen te doen afstappen.

    Van de halte Y-weg behoeft men maar te loopen naar den Vijfhuizer dwarsweg (een der zes!), dan rechthoekig rechtsom tot aan den hoofdweg, weer 'r-r', en dan komt men vanzelf aan Hoofddorp. Niet verzuimd mag worden eerst even een paar schreden te doen in de richting van het fort aan de andere zijde van de spoorlijn en gelegen in den 'Slapersdijk' die met dit fort en de andere verdedigingswerken die zich tot Aalsmeer door den geheele polder uitstrekken, een belangrijk onderdeel vormt van de 'Amsterdamsche stelling'. Eenige stukken groot geschut en vele andere teekenen van een wel gereed zijn bij het eerste alarm, maken op den leek den indruk “Amsterdam, kannst ruhig sein'.

    Van de halte IJ-weg de wandeling aanvaardende, passeert men weldra eenige fraaie, groote boerderijen, waaraan men direct ziet hoe varieerend de bouw is, maar ook, hoe echt solide en stevig welvarend het bedrijf daar is.

    Op de kruispunten van de meeste dier wegen in de Haarlemmermeer (ze hebben een gezamenlijke lengte van 160.000 meter!) is een herbergje of rustplaats voor mensch en dier te vinden, hetgeen zeer zaakkundig is.

    Langs den dwarsweg loop een vaartje of 'togt'. Daaraan staan kleine huisjes. Bij den hoofdweg, dien men in ongeveer één uur bereikt, ziet men rechts en links aan beide zijden weer zeer groote hoeven.

    Er zijn tallooze in dit 18,521 H. A. groote landbouwgebied.

     

    Naar Hoofddorp toe vertoonen de boerderijen aan den Hoofdweg reeds veel moderne neigingen. De groote 'schuur' is hier en daar geheel of gedeeltelijk van gegalvaniseerd plaatijzer. De 'schuur' is soms van steen in plaats van hout en de gevel van het huis is heelemaal niet meer eenvoudig. Ik zag zelfs een huisje opmetselen met kleurige siersteentjes, heel iets anders dan toen de struische boerenmeiskens de leemwanden der boerderijen pleisterden met hun bloote armen, en zij er een eer in stelden daarin mooie 'strookorrels' (bijzondere figuren) te drukken, zooals in Drente 't gebruik was of nog is!

    Na circa anderhalf uur bereikt men, na de spoorlijn gekruist te hebben, Hoofddorp en is dan van dat loopen en kijken voldoende vermoeid om het zitje bij de 'Beurs' te waarderen.

    Gaat men echter eens na, welk deel van de Haarlemmermeer men heeft afgewandeld, dan staat men verbaasd te ontwaren hoe klein dat stukje was. Een wandeling langs de Ringdijk òm de geheele meer beteekent het afwandelen van 56.06 K.M.

    Ik betwijfel ten zeerste of men, zonder die eigenaardige landstreek gezien te hebben en alleen uit aardrijkskundeboeken, ooit het besef krijgen kan van die reusachtige oppervlakte bouwland. Nergens in ons land zijn zulke reusachtige landbrokken te zien.

    In dezen tijd (April) ligt al dat vruchtbare, vette en grijszwarte land opengeploegd. Langs onafzienbare lijnen liggen daar die groote aardklompen naast elkaar, en de vorens wachten op het zaad.

    Een machtigen indruk geeft dat, die open landoppervlakten, gereed om te ontvangen en, met regen, zon en andere natuurkrachten het zaad te doen ontkiemen en wederom, als elk jaar, vruchtbaar te zijn en scheepsladingen bieten, wagonladingen graan of andere veldgewassen op te leveren.

     

    Boerderijen, boerderijen, boerderijen. Alles koekoek-één zang, zegt menigeen.

    Vluchtig, luchtig beschouwd is, zoo uit den trein bezien, een boerderij rechts van de lijn vrijwel hetzelfde als een links daarvan.

    Maar nu eens even s.v.p., van het oppervlakkige een duikje omlaag om iets meer op te merken en te begrijpen of te ontdekken dat het weten waard is.

    Er zijn eenige hoofdtypen van boerderijen. In Friesland zijn ze anders dan in Zuid-Holland of Noord-Brabant. En 't aardige is dat nu juist in deze Haarlemmermeer bijna al die typen door elkaar staan. Dat komt omdat, zooals hier boven reeds opgemerkt werd, de oorspronkelijke kolonisten uit verschillende provincies kwamen, en vervolgens hun gewoonte hun boerenerven inrichten en lieten bouwen.

    De namen bewijzen dat reeds. Men vindt er de groote hofsteden of boerenplaatsen: 'sHertogenbosch (aan den Sloterweg tusschen Hoofddorp en Aalsmeer,) Rijswijk (ook ongeveer daar ter plaatse), Dorpszwaag (aan den hoofdweg) de Stad Zaandam, Noord-Brabant, e.a. Echter zijn er nog vele boerderijen met namen die niet duiden op plaatselijke afkomst, maar waarvan de vorm en inrichting een ander type vertoonen dan het Noord- of Zuid-Hollandsche.

    Er zijn te onderscheiden een vijf- à zestal hoofdtypen van boerenhuizen, waarvan het Neder-Saksische als het oudste moet beschouwd worden, volgens prof. L.H. Meyer. Dit huis, ook wel genoemd het 'Hallehuis' bestond uit één onverdeelde ruimte. Eenigszins veranderd ziet men hiervan nog overblijfselen in Twente.

    Het Friesche huis of het hooiberg-type, is tegenwoordig nog overal te zien. De veeteelt maakte een groote hooiruimte noodig en veel stalling. De woning stond eerst afzonderlijk, maar werd langzamerhand ook verbonden door een lager tusschengebouw met de stalling. Zulke oorspronkelijk Friesche boerderijen of 'Stelphuizen' ziet men ook in Noord-Holland, dicht bij Amsterdam en ook wel in Delftsland. In Friesland staan de koeien daarin met de koppen naar den buitenmuur.
    In Groningen hebben de boerderijen een langwerpigen vorm met een soort middenhuis en groot achterhuis. Het z.g. Keltische huis is kleiner. Woonhuis, koestal en schuur liggen in de breedte naast elkaar zoodat twee of drie ingangen in denzelfden vuurmuur te zien zijn. In Noord-Brabant ziet men dit type naast het Friesche en ook bij Soest, Amersfoort en hier en daar in de duinstreek.

    De Zuid-Hollandsche boerderij in de Haarlemmermeer overheerschend, is zóó ingericht, dat vóór het woonhuis is, daarachter de lange hooge schuur met kaas- en melkafdeeling en dan de koestal, waarin de koeien staan met de staarten naar den buitenmuur. Dit is het Frankische type.

    Zuid-Limburg heeft 't Romeinsche type waarbij alles om een soort binnenhof ligt, het atrium der Romeinsche villa's.

    Het is nu, dit wetende, heel aardig om in de Haarlemmermeer eens op die boerenhuizen te letten, en daarvan de verscheidenheid in vorm op te merken.

    Die vorm is, in al onze provincies, natuurlijk langzamerhand ontstaan en gewijzigd naar de behoeften van het locale boerenbedrijf en den aard van den landbouw. In de Haarlemmermeer, waar veel bieten geteeld worden, en over het algemeen de landbouw veel meer dan de veeteelt beoefend wordt, zijn in boerderijen groote zolderbergruimten noodig. In Zuid-Holland heeft men voor de winterstallen van het vee weer meer stalruimte noodig, enz.

     

    De hoofdplaats van de Meer is Hoofddorp, dat ligt als een spin in het wegennet. Er is daar een nieuw, weldra te openen, mooi polderhuis gebouwd voor het polderbestuur. Het wapen van den polder, een stoomgemaal boven de golven, prijkt in den gevel als pendant van het Haarlemmermeerwapen dat in het gemeentehuis, aan de overzijde van de vaart, staat en waarop de gele korenaren boven de blauwe golven te zien zijn: 'Goud uit schuim'.

    Reeds maakte ik melding van de Beurs. Dit lokaal, behoorende bij het Bondshotel van dien naam, is een kijkje waard. Het is daar natuurlijk op markdag stampvol en er wordt daar heel wat verhandeld. Eenige bankfirma's hebben er haar kantoren en 'nissen'. Ook daar wordt de indruk versterkt dat de Haarlemmermeer bloeit en groeit, en de spreuk boven den ingang volkomen juist is: 'Waar handel bloeit, den welvaart groeit'.

    Het aantal inwoners is thans geklommen tot 20.000.

    Dichtbij de Beurs is het station Hoofddorp, en de weg daarheen leidt langs de manege van den paardenhandel, en langs het nette postkantoortje waar de brievenbus gemaakt is van... tegels naar het ontwerp van Walraven.

    Nu kan men het station-Hoofddorp met een middagtreintje verder gaan naar Aalsmeer of naar Venneperdorp en Leimuiden en dan naar Leiden. Men heeft dan de Meer gezien, en het gedeelte beneden Hoofddorp bij Vennep is, vooral in den zomer, even belangrijk als het andere deel.

    Alles afwandelen is op één dag onmogelijk. Men make dus een plan de campagne vóóruit, en weet dan precies wáár en hoe laat men weer een trein kan oppikken. Gemakkelijk kan men het zóó inrichten dat Amsterdam, Haarlem of Leiden weer tegen etenstijd bereikt wordt.

    De beste tijd is nu, daar er zomers niet heel veel schaduw is langs de wegen. Hoe kan dat ook anders! Zon is daar noodig, veel zon en warmte, die het vochtige land beschijnt, en het jonge groene gewas tot goud toovert. Het is dan tusschen de dijken in de diepten van den polder warm. Alles broeit er groeit er als kiekens onder de moeder. Van den Zeewind, die nog tot Heemstede en Lisse en verder te speuren valt, is in de Haarlemmermeer niet veel meer te bemerken. Dus als het nog frisch is, in de maanden voor den hoogzomer, dan is een tochtje daarheen aan te bevelen. Men zal er geen spijt van hebben!

     

    Feitelijk is het een aangename plicht. Een plicht tegenover zich zelf en zijn land, om persoonlijk te aanschouwen hoe Holland's grond werkelijk en niet alleen in boekentaal, 'ontwoekerd is aan den baren'. Een plicht om dat aan de jeugd te laten zien, aan het opkomend geslacht, dat maar al te veel en meer en meer de waardeering voor eigen landouwen verliest en geneigd is alles òver de grenzen beter en grooter te vinden.

    Wat is echter grooter dan de volharding en de rijke resultaten, behaald door hen die jaren geleden, toen de stoom nog in den aanvang was van haar omwentelingen veroorzakende kracht, de onafzienbare waterplassen uitmaalden en met toekomstblik het land gewonnen en behouden deden blijven voor het nageslacht.

    En wat is nuttiger en mooier, vooral voor de bewoners der lage landen aan zee, dan te zien dien gewonnen grond, gewonnen in langdurigen strijd, niet tegen andere volkeren, maar tegen het verwoestende en geweldige waterelement. Dàt is eigen grond in den volsten zin van het woord en door niemand en niets aan Holland te betwisten. Met zulke stukken ècht Holland moet iedereen die nog iets voor het vaderland voelt, nader willen kennis maken.

     

    Gos. De Voogt.

     
     

     

     

    Nieuwsbrief

    Op onregelmatige tijden wordt er een nieuwsbrief verzonden. Denk daarbij aan een of enkele keren per jaar.

    Matomo opt-in

    Main Menu