Bron: Haarlemmermeer, schets van historie en ontwikkeling -
’Gemeente Haarlemmermeer - Sociografisch Bureau De Meerlanden’
1870-1890 de landbouwcrisis
Haarlemmermeer wordt in de 70er jaren zwaar getroffen door de internationale landbouwcrisis. Overzeese concurrentie leidt ertoe dat veel boeren in de Meer de strijd moeten opgeven.
Als gevolg van een sterke terugval van de prijzen der landbouwproducten, alsook van de grondprijzen, waren sommige boeren niet meer in staat de renten en pachten van hun landerijen op te brengen. Vele boeren die de grond tegen de hoge prijs hadden gekocht, werden geruïneerd en vertrokken Onder deze omstandigheden heerste er onder de landarbeiders uiteraard ook grote armoede en werkloosheid Eerst na verloop van enige tijd paste men zich aan deze crisisomstandigheden aan. In eerste instantie ontstond er een zekere verschuiving van akkerbouw naar veehouderij. Deze verandering gaf echter slechts voor korte tijd soelaas omdat ook de vleesprijzen gingen dalen.
Langzamerhand ontstond er nu een verschuiving in het bouwplan door het overgaan op de teelt van andere gewassen. De graanverbouw nam af ten gunste van vooral suikerbieten en handelsgewassen (met name karwijzaad). De tot die tijd weinig omvangrijke suikerbietenteelt nam zelfs toe van ruim 300 ha in 1880 tot meer dan 1 000 ha in 1890.
Onder invloed van deze crisisverschijnselen ontstond tevens een versnelde afbrokkeling van het aanvankelijk in Haarlemmermeer nogal omvangrijke grootgrondbezit. Oorspronkelijk had een tamelijk kleine groep grootgrondbezitters (48 in getal) ruim 55% van de cultuurgrond in Haarlemmermeer in handen Het betrof hier in het algemeen zeer welgestelden, die zelf veelal niet in de polder woonden en hun landerijen aan een aantal boeren verpachtten. Meer en meer verwierven deze boeren nu de grond in eigendom. In 1880 was het grootgrondbezit hierdoor gedaald van 55 tot ruim 33% van de cultuurgrond. Het aantal kleinere bedrijven in de Meer nam ondertussen niet onbelangrijk toe. Hadden in 1865 slechts 84 boeren een bedrijf tussen 20 en 40 ha., in 1881 was dit aantal tot 110 gestegen; in de categorie van 40-60 ha nam in deze periode het aantal bedrijven toe van 45 tot 66. De grootste groei vond echter plaats in de bedrijfjes kleiner dan 5 ha., namelijk van 16 in 1857 tot 429 in 1891.