De Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL) heeft in 2006 een artikel geplaatst in hun tijdschrift STIELZ over het winkelpand Steenstaat 6 te Leiden, en in 2007 over de Dames van C.Jamin. Met toestemming van STIEL zijn deze artikelen hier overgenomen.
Meisjes, dames en dochters van CJamin in Leiden
Hoe het hoekwinkelpand Steenstraat 6 ons nader brengt tot het familiebedrijf CJamin en zijn Leidse dochters. Vervolg op pleidooi voor aandacht voor en behoud van een spannende straat.
In het decembernummer 2006 van dit kwartaalblad vormde het artikel Een snoepwinkel op de hoek: Steenstraat 6 onder de loep de eerste bijdrage van een reeks opstellen over panden aan de oostzijde van de Steenstraat, die zowel in 1929 als driekwart eeuw later ten onrechte voor sloop werd voorgedragen. Het gemeentelijke monument op de hoek van Steenstraat en Binnenvestgracht was tussen 1920 en 1972 een CJaminwinkel. Het bleek in 1898 ontworpen door de bekende Leidse architect Leo van der Laan. Deze had in 1896 al in opdracht van de Rotterdamse koekjespionier Cornelis Jamin himself de eerste CJaminwinkel in Leiden ontworpen, ook het eerste winkelpand van deze Leidse bouwmeester. Dit pand kwam op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Vrouwensteeg. Dit artikel vervolgt het verhaal met onder meer getuigenissen van Leidse filiaalhoudsters en het werpt licht op het familiebedrijf CJamin.
Het verhaal van Juffrouw van Loon
Op 2 maart 1930 begon Catharina Johanna Maria (Toos) van Loon als filiaalchef van de Jaminwinkel in Steenstraat 6. Ze was de tweede uit een gezin van tien kinderen, drie jongens en zeven meisjes. Ze beheerde de winkel met haar zuster Anette. Ze kwam uit Oosterhout, de Brabantse plaats waar na de Tweede Wereldoorlog de Jaminfabriek zou komen en waar ze als veteraan en steunpilaar van het concern vele directievergaderingen zou mogen bijwonen. Korte tijd later kwamen ook haar ouders naar Leiden, die ze op de bovenwoning verzorgde. Voordat ze haar verantwoordelijke taak in Leiden begon, had ze alleen maar een paar weken geholpen in een filiaal van CJamin in Tilburg, maar eenmaal in Leiden aan de slag was ze wel verplicht in Den Haag cursussen broodverkoop en handelskennis te volgen.
Het werk in de winkel was zwaar. Men was alle dagen in de week geopend, deels ook op zondag. En de zaak was tot elf uur 's avonds open. Er was een klant die gewend was pas tegen die tijd nog even langs te komen. Dan zeiden de zussen tegen elkaar: Is Spuit Elf al geweest? Na elven moest je de kas nog opmaken. Toch was je in die tijd niet gauw moe. Na sluitingstijd ging je rustig nog naar een bal om er te dansen. Het was werken en plezier maken. Mw van Loon was kordaat van aard. Belde iemand van de fabriek of het hoofdkantoor in Rotterdam en zei hij Met Kantoor, dan antwoordde ze Met De Winkel.
Als buren hadden ze aan de Binnenvestgracht de stalhouderij van de weduwe C. Dieben, aan de Steenstraat wijnhandel Coster.
In 1936 werd mw Van Loon gevraagd om het filiaal in het tweede gedeelte van de Haarlemmerstraat (nr 239) over te nemen. Ook daarboven ging ze wonen, met haar ouders. Dat filiaal was groter. Men ging er groente en fruit verkopen. Dat was weer zo'n nieuwigheid van CJamin, die prompt mislukte.
Van de Steenstraat herinnerde ze een familie Bus als opvolgers, die er nog woonde tijdens het bombardement van 11 december 1944*, toen het pand licht beschadigd raakte.
(Collectie Luc Boumans)
Mw Van Loon bleef ruim veertig jaar als bedrijfsleider van CJamin in Leiden. Op 20 oktober 2006 werd ze vanwege haar 100ste verjaardag bezocht door burgemeester Lenferink.
Familiebedrijf CJamin
Hoe kwam CJamin in Leiden? In 1878 arriveerde Cornelis Jamin uit het Brabantse Boxmeer in het bruisende Rotterdam. Hij begon er een koek- en banketbakkerij, die met een suikerwerkfabriekje werd uitgebreid. Zijn bitterkoekjes deden het zo goed, dat hij na een conflict met enkele andere bakkers aan wie hij leverde, koos voor eigen winkels. Tegen eind jaren tachtig liet hij in Crooswijk de Zuid-Hollandsche Stoomfabriek van Koek, Banket, Chocolade en Suikerwerken bouwen, die zich in fasen tot een reusachtig complex uitbreidde. De Jamin-producten werden alleen in eigen winkels verkocht, al gauw ook buiten Rotterdam. Circa 1900 waren het er al 50, in 1907 95, in 1924 135, eind jaren dertig al rond de driehonderd. Jamin werd een frappant voorbeeld van het gespecialiseerde filiaalbedrijf met schaal-, dus prijsvoordelen, met een beperkt aantal artikelgroepen en gelijkvormig assortiment en centraal in eigen beheer en eigendom geleid. De zes zoons zetten in 1907 het bedrijf voort. Op het in 2004-2005 gerestaureerd familiegraf op de rooms-katholieke begraafplaats St Laurentius in Crooswijk staat te lezen: "Hij was voor zijn ondergeschikten vol liefde". Het kapelletje is het enige dat nog tastbaar herinnert aan de grondlegger van het concern, waar duizenden Rotterdammers hun brood verdienden. Niet alle fabrieksarbeidsters zullen zo positief over de familie hebben gedacht. Op kleine vergrijpen stonden forse boeten, vooral in de vorm van een aantal dagen werkuitsluiting. Men moest dan gaan "kuieren". Koppigheid was het handelsmerk van het familiebedrijf. In een taai conflict met de overheid over arbeidsomstandigheden dat uiteindelijk werd gewonnen, klonk de leus: Je maintiendrai: Jamin tiendra (Ik zal handhaven, Jamin zal standhouden). Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de onderneming het aan de stok met de gemeente Rotterdam, die het industrieel complex graag zag vertrekken naar de Spaanse Polder. CJamin vertrok daarop tussen 1955 en 1972 naar een nieuwgebouwde fabriek in het Brabantse Oosterhout. Dank zij de naoorlogse economische opgang kon het aantal filialen worden uitgebreid tot tegen de 600, maar tegelijkertijd zette ook het verval van de snoepjeskoning in. De unieke formule van exclusieve productie en verkoop leek uitgewerkt. Te laat werd ook aangehaakt bij de tendens van zelfbediening. In 1985 beleefde de derde generatie Jamins het grote failliet. Na een doorstart met management buy-out werden de twee bedrijfspoten gesplitst in Oosterhoutse Zoetwarenfabriek en Jamin Winkelbedrijf BV, dat in de jaren negentig, toen er nog zo'n 260 vestigingen bestonden, een tijdlang onderdeel van Ahold Nederland BV vormde, voor het weer afgestoten aan een nieuwe particuliere franchise-organisatie (overigens had Jamin in de jaren dertig al winkels die op provisiebasis werkten). Maar helemaal goed kwam het nooit meer met Jamin. Herfst 2006 moest ook de Jaminwinkel in de Kopermolen eraan geloven. In een artikel over franchise-ondernemingen in NRC Handelsblad van 21 februari 2007 lezen we hoe een franchiser uit Amersfoort klaagt over de hoge fee van 6 procent [afdracht van omzet], hoge inkoopprijzen en weinig efficiënte organisatie van de formule.
De dames van Jamin
Ook in Leiden kwamen al gauw winkels van Cornelis Jamin, die zijn enige initiaal met de familienaam in krulletters liet versmelten tot logo van het concern. Het winkelbedrijf hechtte grote waarde aan uniforme presentatie. Naast het uniek assortiment en de gunstige prijs-kwaliteitsverhouding hadden de winkels een gezellig-deftige uitstraling, met gepoetst donker hout, kroonlichters en spiegels. Zo kwamen er in Leiden dochterbedrijven in de Haarlemmerstraat (twee zelfs), de Steenstraat, de Hogewoerd (nummer 18) en de Herenstraat (nummer 7). Veel later kwamen daar onder meer het 5 Meiplein (192) en de Kopermolen (15) bij. Helaas valt de geschiedenis van de Leidse dochters niet goed te achterhalen. Het archief van de Rotterdamse onderneming zou bij het bombardement in de meidagen van 1940 verloren zijn gegaan, maar de schaarse literatuur over Jamin herhaalt voortdurend dat in de cultuur van het familiebedrijf openheid taboe was en bedrijfsgegevens als atoomgeheimen werden bewaard en vermoedelijk stelselmatig vernietigd. Er is dan ook nergens een bedrijfsarchief van de firma te raadplegen.
Wat echter ook in vraaggesprekken met enkel Leidse oud-filiaalhoudsters doorklinkt, is de handhaving tot betrekkelijk ver na de Tweede Wereldoorlog van de formule van de zogeheten moeder-dochterwinkel. Die kwam erop neer dat de filialen in familieverband werden beheerd. De vrouw des huizes had de leiding en haar dochters namen de bediening in de winkel op zich. Meestal woonde men boven de zaak, of het pand nu in eigendom was van CJamin of niet. Dat was dus letterlijk "op de winkel passen".
Mw H.C. Wurzer werkte eind jaren vijftig met haar moeder in een CJaminwinkel in Amsterdam. later werd haar vader rayonhoofd. In de jaren 1971-1978 beheerde ze met haar moeder de vestiging aan de Hogewoerd. Ze konden boven de winkel gaan wonen. Ze wijt de achteruitgang van CJamin aan de overgang op vaste verpakkingen. De zaak liep goed tot het St Elizabeth Ziekenhuis aan de Hooigracht verdween.
Mw Bentvelzen-Heeman is geboren en getogen Leidse. Ze had twee nichten, zussen, die eerst in Arnhem, later in Amsterdam een CJaminwinkel beheerden. Ze reisde vijf jaar op en neer naar de Utrechtsestraat om er te helpen. In die tijd werkte het voor filiaalhoudsters zo, dat je een bedrag van 500 gulden borg moest betalen. Het loon van 20 gulden per week was bescheiden, maar je had boven de winkel vrij wonen en gratis licht.
Van de Steenstraat herinnert ze zich onder meer dat je er voor een dubbeltje knalgaribaldi's kocht. In de jaren tachtig werkte ze nog als filiaalhoudster op het 5 Meiplein. Toen ze er vijf jaar had gewerkt, werd een boom voor haar geplant in Oosterhout.
De meisjes van Jamin
In een artikel waarin het bedrijf van CJamin zo centraal staat, mag het lied over de meisjes van de suikerwerkfabriek niet ontbreken. In de dissertatie van Marga Altena lezen we dat het lied het thema van de uitgaande fabriek bezingt, dat symbool stond voor grensoverschrijding: van de controle van de fabriek naar de ongecontroleerdheid van het openbare leven. Vermoedelijk is de oorspronkelijke tekst van de Rotterdamse zanger van het levenslied J.H. Speenhof. Bekend is het eigentijdse arrangement van drs P., gezongen door hemzelf en door Adèle Bloemendaal.
De meisjes van de suikerwerkfabriek
Daar zijn de meisjes, ja de meisjes van de suikerwerkfabriek
In dat suikerwerk heeft elke heer wel zin
Dus staan wij altijd bij de uitgang van de suikerwerkfabriek
Want de snoepjes van Jamin, die pak je uit, die pik je in
Daar zijn de allerliefste meisjes van de suikerwerkfabriek,
Want de snoepjes van Jamin, die pak je uit, die pik je in
Aan al die suikerzoet meisjes in de suikerwerkfabriek,
Ook al zijn ze nog zo heerlijk in 't begin,
Ga niet te dikwijls naar de uitgang van de suikerwerkfabriek,
Want de snoepjes van Jamin, die ondermijnen het gezin.
Daar zijn de meisjes, ja de meisjes van de suikerwerkfabriek,
In dat suikerwerk heeft elke heer wel zin
Dus staan wij altijd bij de uitgang van de suikerwerkfabriek
Want de snoepjes van Jamin, die pak je uit.
Die pak je uit, die pak je uit en pik je in!
Dankbetuiging
Een woord van dank is op zijn plaats aan de inmiddels honderdjarige mw C. van Loon voor haar gastvrijheid en informatie, aan de staf van het Regionaal Archief Leiden, in het bijzonder Piet de Baar voor zijn vele tips en aanvullingen, aan de Staf van Stadsbouwhuis en Monumentenzorg en anderen, die hier ongenoemd moeten blijven.
Gerard J. Telkamp
* Bombardement Leiden 11 december 1944