Dichter bij huis solliciteerde ik bij een fotowinkel in de Jansstraat in Haarlem die een medewerker vroeg voor het filmlaboratorium. Beneden was de winkel en het magazijntje annex werkplaats, op de eerste etage het kantoor en keuken, en op de zolder het ‘laboratorium’. Verdeeld over twee kleine kamertjes, die beide lichtdicht gemaakt waren, waar in de ene ruimte een apparaat stond waarmee van 16-mm film een 8-mm filmkopie gemaakt kon worden en in de andere kamer was een plek voor de ontwikkelmachine.
filmkopieerapparaat
In tegenstelling tot een-op-een kopiëren zoals van 35 – 35mm film of 16 – 16mm film waarbij vaak van de contactmethode gebruik gemaakt wordt, moet je bij het verkleinen van 16 naar 8mm iets anders doen. De vader van fotohandelaar Gijs van Lemel had eigenhandig een machine gemaakt waarbij hij twee 16 mm projectoren zodanig tegenover elkaar had samengebouwd dat de optische assen in elkaars verlengde lagen. Bij de tweede projector ware de aandrijving van de sprockets en het venster aangepast om dubbel-8 film te kunnen transporteren. Het bijzondere was ook dat de bediening van beide projectoren aan dezelfde kant was wat bij het inleggen de films wel zo handig was. Een linkse en een rechtse projector dus.
De ene projector draaide de te kopiëren 16-mm film, in de andere werd de onbelichte dubbel 8 film ingelegd. De lens was zo gekozen dat het beeld van de 16-mm projector geprojecteerd werd op het venster van de onbelichte film in de dubbel 8-mm projector. Kettingen zorgden ervoor dat de aandrijvingen van beide projectoren zo aan elkaar verbonden waren dat de beelden precies synchroon werden voortbewogen, iets dat nog niet zo eenvoudig te realiseren is, begreep ik van vader Van Lemel.
Dubbel-8 film is eigenlijk een 16-mm film met een extra perforatie. In het midden is een inkerving gemaakt zodat de film na het ontwikkelen gemakkelijk gesplitst kan worden.
Ontwikkelmachine
Op de foto van de ontwikkelmachine zie je de film in een rechte lijn door de bakken lopen. Bij de machine die ik hierna beschrijf, zigzagt de film, waardoor deze machine de helft zo lang was.
Voor het ontwikkelen stond er een ontwikkelmachine voor film. Een serie smalle, hoge bakken staan naast elkaar in een grotere bak. Boven de bakken bevindt zich een centrale as met sprockets waarover de film getransporteerd wordt. Aan de zijkant van de machine zit een grote spoel met een afgewerkte of oude film. De film wordt over de rol boven de eerste bak naar beneden gevoerd en loopt daar over een losse rol weer naar boven. Deze rol zit onder aan een lange roestvrijstalen staaf die vrij in de bak op en neer kan bewegen. De film wordt over het eerste sprocket geleid op een zodanige manier dat de losse rol aan de staaf net vrij van de bodem in de vloeistof kan bewegen. Aan de andere kant van de aandrijfas is een gelijke opstelling. Vervolgens wordt de film over een schuin opgestelde rol nogmaals op en neer gehaald of naar een volgend compartiment geleid. Zo wordt de film net zo lang in de bakken heen en weer gevoerd tot de film met de juiste tijd ontwikkeld en gefixeerd kan worden.
De eerste bak bevat de ontwikkelvloeistof , de volgende bak bevat spoelwater, al of niet aangevuld met een chemisch stopbad om het ontwikkelproces af te breken. Vervolgens een bak met meerdere gangen door de fixeervloeistof om de overtollige onbelichte emulsie te verwijderen zodat er, naast het zwarte beeld, transparante film over blijft. Daarna de laatste baden met spoelwater om de film van alle chemicaliën te ontdoen. Tot slot een flink aantal gangen door de droogkamer waarna de film aan de andere kant op een lege spoel wordt opgevangen.
De transportsnelheid is enigszins variabel in te stellen om daarmee het ontwikkelproces te kunnen regelen. De ene film is meer belicht dan de andere, en de ontwikkelvloeistof raakt steeds meer uitgeput waardoor het resultaat fletser wordt. Zaken die regelmatige controle nodig maakt.
De bak met ontwikkelvloeistof bevat een verwarmingselement vergelijkbaar met die in een aquarium. Het ontwikkelproces is mede afhankelijk van de temperatuur van dit bad.
De ontwikkelvloeistof en de fixeer maakten we zelf volgens een eigen recept. Grote zakken chemicaliën werden afgewogen en bij de juiste temperatuur en in de goede volgorde in een grote bak met een enorme pollepel door elkaar geroerd. De ontwikkelaar werd gemaakt op basis van hydrochinon, aangevuld met een andere ontwikkelstof en stabilisatoren. Voor het stopbad werd azijnzuur aan het water toegevoegd. De fixeer was van natriumthiosulfaat. Of er aan het laatste spoelbad een beetje afwasmiddel werd toegevoegd om het drogen te versnellen en kalkvlekken te voorkomen, weet ik niet meer.
De chemicaliën haalde ik bij een andere fotograaf in de Jansstraat die recht tegenover de ingang van het archief zat. De poeders voor de ontwikkelaar kwamen in zakken van enkele kilo’s, die van de fixeer in grote balen van 25 kilo. De kristallen daarvan waren iets kleiner dan dobbelstenen en het duurde behoorlijk lang voordat alles was opgelost. Maakte je een fout bij het oplossen van de chemicaliën van de ontwikkelaar of fixeer, dan ontstond er een damp waar je dagenlang behoorlijk misselijk van kon worden.
Mijn loon was toen 25 gulden netto in de week. Met Kerst kreeg ik opslag: 27,50 in de week, een sprong voorwaarts! Omgerekend naar 2020 is dat een nettomaandloon van € 330,00 (in 2020 was dat ongeveer € 420,00 netto per maand). Bepaald dus geen vetpot voor een 17 jarige.
De films die op 8mm gezet moesten worden waren bestemd voor de verhuur. Bij veel fotovakhandels kon je die kopen of huren. Klanten hadden immers een dure camera en een projector aangeschaft, maar steeds die ene vakantiefilm afdraaien is ook niet alles, dus huurde je een of meer films bij de fotograaf. Dat betrof een scala aan stomme films zoals Charlie Chaplin, Laurel en Hardy, Buster Keaton, de Keystone Cops en natuurfilms. Onder de toonbank werden ook de andere soort natuurfilms verkocht. Gijs van Lemel had vertegenwoordiger Van Eck in dienst die de films bij fotohandelaren in het land probeerde te slijten. Dat liep langzaam maar zeker terug, dus waren er weken dat er geen behoefte was aan het maken van nieuwe kopieën.
handwerk
Dat was het moment om andere producten te maken. Gijs had ook spullen om een glanspers te maken. Veel foto's die mensen thuis in hun doka gemaakt hadden, moesten, om een mooi resultaat te verkrijgen, glanzend gedroogd worden. Op een losse verchroomde plaat op de aluminium platen van de verhitte glanspers werden de foto's met hoogglansgedroogd.
In het magazijntje annex werkplaatsje achter de winkel lagen staven ijzer, drie meter lang en 6mm dik. Op een mal moest je die met de hand in de juiste vorm buigen zodat daarmee het doek over de glansplaat met foto strak gespannen kon worden. Die ijzeren staven waren vet en weerbarstig. Als alles klaar was ging het hele boeltje naar een galvaniseerbedrijf waar de beugels verchroomd werden. Andere onderdelen zoals de zijkanten van de glanspers werden in een loods in de tegenoverliggende Ridderstraat onder een stans gemaakt om later metallic gespoten te worden. Bij mensen thuis werden de glansdoeken genaaid, echt thuiswerk. Na verloop van tijd kwam alles weer terug en werden de glanspersen geassembleerd.
Ook had hij de materialen om een flitser te maken. Wij maakten alleen de plaatjes om de reflector van samen te stellen. Eerst duizenden plaatjes stansen, en later al die plaatjes in een cirkel in elkaar haken zodat ze met een afsluitring en twee kleine schroefjes op het batterijvak geschroefd konden worden. In het batterijvak zat boven de batterij een stukje elektronica en een condensator om de batterijspanning op te voeren naar de juiste spanning om het flitslampje te ontsteken.
Dat lampje was voor eenmalig gebruik. Een met plastic omhuld glazen lampje zonder fitting, PF-1. Twee draadjes staken uit het voetje die je bij het in de flitser steken op de metalen lipjes moest drukken.
In het lampje zat magnesiumdraad gefrommeld dat bij een hoge spanning fel ontbrande en waarbij het glas van het lampje kapot ging maar door het plastic omhulsel op zijn plaats bleef. Even laten afkoelen voor je het lampje uit de flitser haalt en dan kon je het weggooien.
plastic gietspuiten
Om zijn productie verder uit te kunnen breiden kocht Gijs van Lemel een Italiaanse gietspuitmachine om plastic producten te kunnen maken. Die werd ook in de loods in de Ridderstraat opgesteld. De matrijs waarin het plastic product gespoten werd is verwisselbaar zodat er meerdere producten op deze machine gemaakt kunnen worden. Plastic filmspoelen voor de 8mm films, maar ook diaraampjes. Eerst uit twee losse delen, later heel dunne die omgevouwen kunnen worden. Al snel werden er dingen gegoten die geen band meer hadden met zijn oorspronkelijke handel. Plastic doppen voor flessen en potjes, wasknijpers, en meer van dat kleine spul. Gijs van Lemel had het accent van zijn zakelijke bezigheden verplaatst van foto- en filmhandelaar naar producent van kunststof producten.
Daarmee werd de apparatuur om 16mm films over te zetten op 8 mm overbodig.
En dus....
Film en bioscoop |
Ab Oorthuis |