diensttijd

Inmiddels was ik goedgekeurd om 's Konings wapenrok te mogen dragen. Het wachten was op een oproep. Lichting 66-3 werd het. Afscheid van Ab Oorthuis en familie. Bij de keuring kon je drie keuzes aanvinken van legeronderdelen waar je van dacht dat die bij je paste. Van sommige onderdelen hadden ze al genoeg kandidaten, dus die hoefde je niet aan te vinken. De Leger film- en fotodienst was daar één van. Defensie stond erom bekend dat jongens die al een vak beheersten, vooral niet in dat vak te werk gesteld werden. Koks werden bijvoorbeeld automonteurs, en automonteurs werden hospics. Dus mijn verwachtingen waren niet hoog gespannen.

Wat ik heb ingevuld weet ik niet meer, maar onderaan het formulier, buiten de lijntjes had ik met de hand geschreven Leger film- en fotodienst. Na de trainingen in Ossendrecht die na zes weken resulteerden in het getuigschrift Volleerd Soldaat, kreeg ik te horen dat ik toch naar de Leger film- en fotodienst (LFFD) zou gaan. Eerst moest ik nog twee maanden naar Ede voordat ik zou worden overgeplaatst naar Den Haag waar de LFFD gevestigd was. In Ede trof ik nog een paar jongens1 die naar de LFFD zouden gaan. In Ede werden seiners en telegrafisten opgeleid. Voor ons hadden ze niks te doen. Dan maar wat helpen in de keuken van de onderofficiersmess. Dan viel er nog wat te doen en vooral wat te snoepen van het lekkere eten dat de onderofficieren kregen.

 

Leger Film- en Fotodienst (LFFD)

Eenmaal in Den Haag brak een mooie tijd aan. Tegenover elkaar lagen daar de Frederikkazerne en de Alexanderkazerne, kortweg de Frederik en de Alexander. In de Alexander2 waren onze slaap- en eetzaal, evenals een ziekenzaal, een kleermaker en nog zo wat.

De Frederik was allemaal kantoorgebouwen, veel ervan bemand door het personeel van de verschillende inspecties. Aan het hoofd van elke inspectie stond een generaal, dus het terrein was vergeven van de petten met een rode band.

Een van de gebouwen werd gebruikt door de Leger film- en fotodienst, kortweg de LFFD3. Fotografen werden het land in gestuurd om bij gelegenheden waarbij een hoge officier aanwezig was, opnamen te maken van de officiële gebeurtenissen. Gedenktekens onthullen, eretekens uitreiken enz. Eenmaal terug in Den Haag moesten de fotorolletjes ontwikkeld worden en de foto's afgedrukt. Verschillende doka's waren daarvoor ingericht zodat ieder ongestoord kon werken. Soms werden foto's op heel groot formaat afgedrukt op rol die aan de muur hing. Een studio om voorwerpen te kunnen fotograferen en op zolder ruimten waar de filmafdeling zat. Een studio en een printkamer. Diverse apparatuur om beeld en geluid te synchroniseren. Een paradijs om het, op de Filmacademie geleerde, in praktijk te brengen leek me.

 

filmzaal

Er was ook een filmzaaltje waar een man of twintig kon zitten en uiteraard een filmcabine waar de films gedraaid werden. Daar werd ik (als enige) gestationeerd. Een burger, Herman Noevers, was mijn baas. Hij was al als operateur aan het Asta theater in Den Haag verbonden en begon me wegwijs te maken in het vak van filmoperateur. Dat deed hij op een heel serieuze manier. Er stonden twee Philips FP3 projectoren op zuil opgesteld en een Siemens 16mm projector. De FP-3 projectoren hebben een projectielamp met groot filament en ingebouwde spiegel op bajonetvoet zodat de lamp bij vervanging automatisch was uitgericht.

Philips FP 3 op zuil

Philips FP-3 projector op zuil, hier getoond met een aparte dia-inrichting.

In het zaaltje hing voor het scherm een doek en een beweegbaar kader om het scherm van Normaal naar Cinemascope formaat te kunnen aanpassen, alles elektrisch bedienbaar. Uiteraard kon de zaalverlichting gedimd worden en was er zelfs een voetlicht. Alle ingrediënten van een echt bioscooptheatertje waren aanwezig. Herman Noevers had zelf het een en ander aangelegd en geknutseld, zoals een dubbele bediening van de overname-inrichting tussen de beide FP3 projectoren.

 

operateursvak

Van meneer Noevers heb ik veel geleerd. Hij spoorde me ook aan om de losbladige schriftelijke cursus van de Nederlandsche Bioscoopbond (NBB) te gaan volgen. De NBB cursus werd verdeeld over vele weken waarin alle aspecten van de bioscooptechniek aan de orde kwamen. Leo Claassen van de NBB heeft dat gemoderniseerd en aangepast naar de stand van de toenmalige techniek, waarbij ook de oude technische middelen uitvoerig beschreven werden. De lesstof van de cursus werd opgeborgen in twee dikke bruine banden.

We draaiden bij de LFFD twee dagen in de week 's morgens en 's middags eenmalig een film. Dat waren nieuwe films die vaak nog niet in roulatie waren en soms nog naar de Filmkeuring moesten. De Filmkeuring zat ook in Den Haag, dus kon dat in één moeite door. De LFFD vertoonde de films voor een commissie van enkele officieren en generaals, daarbij bijgestaan door geestelijk verzorgers van verschillende richtingen. Hier werden films beoordeeld of ze geschikt bevonden werden om aan de soldaten te vertonen in het land en overzee. Omdat het hier om vele kopieën ging die over de vele kazernes verdeeld moesten worden, ging het om serieuze contracten. Ook voor de schepen van de marine en de soldaten in de koloniën moesten films beschikbaar zijn. In een dik jaar tijd heb ik enkele honderden films gezien die nog maar door weinig andere Nederlanders gezien waren.

Van Gend & Loos verzorgde het transport van de films. Omdat elke film slechts eenmaal vertoond werd, draaiden we vanaf losse spoelen, iets wat vanwege de trekspanning aan het eind van de akte sterk af te raden is. Van tevoren van alle kopieën controleren of het begin voor zat, eventueel een startstrook aanzetten en op volgorde klaarzetten voor de vertoning.

Soms werden instructiefilms voorvertoond over militaire projecten. Een enkele keer werd uitdrukkelijk om geheimhouden gevraagd omdat het bijvoorbeeld over bomproeven ging (Nederland loopt onder water als er een atoombom op valt, want de dijken zakken dan als puddingen in elkaar – liquefaction), maar ook over de werking van halfgeleiders en over een speciale motor, de Stirlingmotor draaiden we films voor officieren van de inspectie die daarover ging. Met name de (nieuw gevonden) films die in de concentratiekampen gemaakt waren, onder andere over het opruimen van lijken en herbegrafenissen, maakten diepe indruk op me.

Het voordeel van een burgerbaas in Dienst was dat er dan geen militaire hiërarchie is. Ik kwam bij Noevers thuis en mocht in de cabine van Asta kijken. Daar viel het me op hoe schuin naar beneden de projectie was. Ik hoorde van Noevers dat het scherm ook enigszins achterover helde om de vertekening van de schuine projectie wat te compenseren. Een ander voordeel van een burger baas was dat de Majoor geen benul had van wat de LFFD precies deed en nodig had. De meeste verzoeken werden snel gehonoreerd. Zo vertelde Noevers hem dat ik weliswaar slechts twee dagen films draaide, maar dat de voorbereiding, instructie en bovenal het precieze onderhoud veel tijd en aandacht vergen. Te weinig tijd dus om al te veel deel te nemen aan zaken als corvee en wachtlopen. Bovendien vond hij dat ik zo waardevol was dat het logisch was dat er een rang bij zou komen. En zo geschiede. Dat had als bijkomend voordeel dat ik niet op de kazerne hoefde te slapen maar naar huis mocht. Samen met LFFD fotograaf Peter Zonneveld, die een Volkswagen kever had, reden we dagelijks op en neer naar Heemstede.

Mij hoor je niet klagen over mijn diensttijd. Ik heb er een gouden tijd gehad en heb er een deel van mijn latere carrière aan te danken.


1 Harry Doornberg, graficus, werd fotograaf LFFD en ging daarna weer het grafisch vak in. Emiel Bensdorp en Rob Hakhof hadden daarvoor al de Filmacademie gedaan. Rob's naam kwam ik jaren later tegen als geluidstechnicus op de aftiteling van verschillende documentaires.
2 De Alexanderkazerne is afgebroken. Nu staan daar daar de gebouwen van het Internationaal Strafhof (ICC).
3 Het gebouw van de LFFD (Frederikkazerne) staat nu recht boven de Hubertustunnel die er onderdoor geboord is.


 
 

In de brochure '25 jaar Centraal Filmbureau Krijgsmacht' (1977) staat hierover het volgende te lezen:

steeds minder gevaar voor de jeugd

Vrijwel vanaf 1952 werden bij ministeriële beschikking films gekeurd voor Defensie door een eigen keuringscommissie van de ROA (Recreatie en Algemene Ontwikkeling). In de officiële commissie zaten de garnizoenscommandant van Den Haag, die als voorzitter fungeerde, het hoofd van de LFFD, de hoofdlegerpredikant, de hoofdlegeraalmoezenier, het hoofd van de afdeling geestelijke gezondheidszorg van de militair geneeskundige dienst, en het hoofd van de ROA. Deze commissie moest 'de inhoud en de strekking van films toetsen aan de algemeen geldende normen van goede zeden en openbare orde, zulks in verband met de aard van het publiek voor wie de films zijn bestemd en de plaatsen waar, alsmede de omstandigheden waaronder zij moeten worden vertoond. Daarbij zal zij tevens rekening houden met de algemeen gehuldigde politieke, culturele en (militair) medische opvattingen, alsmede met de bepalingen inzake de handhaving van de krijgstucht.' Predikant en aalmoezenier beschikken over een beslissende stem; bij het staken van de stemmen was de film afgekeurd.

Er werd nogal wat afgekeurd. Rebel without a cause (de beroemde film met James Dean) ging in 1956 voor de bijl: 'De slechtste zijden van de Amerikaanse jeugd, waardoor het te gevaarlijk is deze film aan de jeugd te vertonen'. In hetzelfde jaar moest de film Zarak het ontgelden met als argument: 'De scènes van de girls en in het bijzonder het optreden van Anita Ekberg: de wufte dansen en suggestieve lichaamsbewegingen.'

Deze keuringscommissie hield het uit tot 1 juli 1960. Met ingang van die datum werd de oude beschikking op grond van 'gewijzigde omstandigheden' ingetrokken en werd een nieuw tweetal ingesteld: de Filmtoetsingscommissie en de Filmwaarderingscommissie. De toetsingscommissie was in feite gewoon een voortzetting van de keuringscommissie. Er waren slechts drie leden: een hoofdofficier, een aalmoezenier en een predikant, steeds uit een der drie krijgsmachtdelen. De officier moest 'de films toetsen aan de eisen van toelaatbaarheid met het oog op het moreel en de geldende krijgstuchtelijke verhoudingen'; de andere twee leden 'aan de eisen van aanvaardbaarheid uit godsdienstig en levensbeschouwelijk oogpunt'. Het oordeel van één der drie was steeds bepalend. Ongeveer tien procent van het aanbod werd afgekeurd.
Over de goedgekeurde films sprak de waarderingscommissie vervolgens nog eens een oordeel uit, variërend van 'geen waarde 'tot 'grote waarde'. Deze commissie telde vijf leden: de voorzitter van de toetsingscommissie, en vertegenwoordigers van WZZ-landmacht, WZZ-luchtmacht, OS&O (marine) en CFK* [voor deze commissie heb ik in 1967/68 films gedraaid. LB]

Ook dit duo commissies werd weer opgeheven, en wel op 1 januari 1972 op grond van het 'aanpassen aan de eisen van deze tijd. En tegelijk werd wederom een nieuwe commissie in het leven geroepen: de Filmselectiecommissie. Eveneens drie leden: een vertegenwoordiger van de bevelhebber van elk der krijgsmachtdelen, een vertegenwoordiger van WZZ of OS&O, en een vertegenwoordiger van het CFK.

Deze commissie leefde een stuk korter: per 1 januari 1976 werd hij eveneens in het archief bijgezet 'wegens veranderde maatschappelijke normen'. Niet in het minst omdat de arbeid, omgerekend in uren en salarissen, wel bijzonder weinig opleverde. De laatste drie jaar werden 1300 films gezien, waarvan er vijf een negatief advies kregen.
Sinds 1976 is er helemaal geen filmkeuring meer. De filmvoorziening wordt thans zelfstandig verzorgd uitgaande van door defensie gegeven richtlijnen.

WZZ = Welzijnszorg), OS&O = Ontwikkeling, Sport en Ontspanning, CFK = Centraal Filmbureau Krijgsmacht

Keuringsrapporten

Keuringsrapport CFKKeuringsrapport CFK 1960 met twee afgekeurde films: 'Het zoete leven (La dolce vita)' en Moordenaars'. De eerste is afgekeurd op 'morele gronden', de tweede op 'Krijgstuchtelijke en morele gronden'.

 

 

Ab Oorthuis

Apollo theater Den Haag