Op een gegeven moment zag ik een kleine advertentie in de krant staan waarin Cinema Palace in Haarlem een operateur zocht. Daar heb ik zo snel als ik kon op gereageerd en ik werd daar tot mijn geluk en verbazing meteen aangenomen.
Cinema Palace was het filmtheater in Haarlem met de meeste allure. In veel opzichten wilde het zich een beetje meten met Tuschinski. Uniek tapijt in de hal, lambrisering in de zaal met eenvoudige motieven, kroonluchters en wandlampen van Venetiaans glas, een voorhang in een gouden kleur die in golven naar beneden kwam.
Het was even schrikken toen ik daar de projectoren voor het eerst zag: Philips DP-70. Indrukwekkende apparaten waarop zowel normale 35mm film gedraaid kon worden als de dubbelbrede 70mm films. De vaste operateur was Frans Thijssen. Die wilde minder uren werken omdat zijn kunstbeen hem het lopen – en speciaal traplopen – veel inspanning kostte. Ten gevolge van een motorongeluk in Australië had hij een onderbeen moeten missen. Regelmatig klaagde hij over fantoompijn en jeuk in het afgezette deel. Hij voelde het vreselijk jeuken in een been dat hij niet meer had. Hij heeft me de bijzonderheden van deze projectoren en de te volgen procedures voor, tijdens en na de voorstelling, snel geleerd.
De bedrijfsleider in Cinema Palace was George van Toorn, een heer van stand, getrouwd met mevrouw Desmet van de gelijknamige bioscoop in Amsterdam. Ze woonden aan de achterkant van de bioscoop aan een straatje met de naam Klein Heiligland naast de boekhouder Leo Dijkstra en zijn vrouw Jo Kremer, die samen het buffet in de foyer op de eerste verdieping verzorgden.
De kassa was toen halfrond en in het midden van de entree. Jaren later valt me pas de vergelijking met een stapel filmblikken op (zie foto onder).
Aan de gevel zit een luifel met daarboven de verlichte letterbak met twee metalen strips waaraan de losse letters van de filmtitel gehangen werden. Achter de gevel stonden de hoogspanningstransformatoren voor de neonverlichting.
een avondje uit
Een avondje naar Cinema Palace was een echt uitje. De quasi voorname uitstraling en dito behandeling paste nog goed bij die tijd (1968). Er liep heel wat personeel rond tijdens een voorstelling: bedrijfsleider, assistent bedrijfsleider/boekhouder, caissière, operateur, buffetjuffrouw en meerdere ouvreuses. Voor verschillende functies waren meerdere mensen nodig die elkaar in een rooster aflosten. De ouvreuses werkten tot en met de pauze en het opruimen van het buffet. Bij aanvang brachten ze de bezoekers naar hun plaats. Tot aan de hoofdfilm kon je nog binnenkomen en dan lichtte de ouvreuse de klant bij zodat die zijn stoel in het donker kon vinden. Ook hielden ze een beetje toezicht op de bezoekers zodat iedereen kon genieten van de voorstelling. Luidruchtige jongelui werden toegesproken en zo nodig op hun nummer gezet. Als ze het licht van de zaklantaarn op iemand zette en de persoon vermanend toesprak, werd het snel rustig.
In de pauze gingen de ouvreuses met een blad frisdranken, ijs en snoep de zaal in. In sneltreinvaart werden de consumpties verkocht. Alles contant afgerekend waarbij regelmatig een fooi werd gegeven. Prettig was het als de prijzen zo gekozen waren dat al snel besloten werd het wisselgeld te laten zitten.
Als er twee voorstellingen achter elkaar waren (19:00 en 21:15) dan haalden de ouvreuses bliksemsnel alle flesjes – de meeste waren tijdens de voorstelling naar voren gerold – en zoveel mogelijk ijs- en snoeppapiertjes weg. Maar voor de eerste voorstelling moest de zaal door de ouvreuses geheel geveegd worden dan lagen er overal sigarettenpeuken en as op de vloer. Het was toen heel normaal dat je in de bioscoop zat te roken. Eens per week de zaalvloer dweilen en in de was zetten. Na de laatste voorstelling controleerde de operateur de zaal, rij voor rij, of er niet iets lag te smeulen. Een onhebbelijke gewoonte van publiek op het balkon was om hun peuk naar beneden te gooien. Als dat bij vertrek na de laatste voorstelling gebeurde, was de kans aanwezig dat de brandende peuk tussen de zitting en de rug van een stoel terecht kwam en daar lang door kon smeulen.
filmvervoer
Woensdagavond na de laatste voorstelling gaan de zware koffers met films naar Van Gend & Loos. Het staat me niet bij dat ik ze toen zelf naar het spoor bracht, dus ik denk dat ze verzameld werden in een van de bioscopen van Haarlem. Het was elke keer een race tegen de klok om de laatste rol terug te spoelen, in de koffer te doen, deze met touw stevig dicht te knopen en de vrachtbrieven na te zien die bij elk pakketje apart moest worden ingevuld. De reclamefilms gingen terug naar het reclamebureau, maar zelden kwam het voor dat je alle reclamefilms naar één bureau kon sturen. De verschillende trailers en de Journaals gingen meestal door naar een andere bioscoop, ergens in het land. Dat ging ook zo met de verschillende hoofdfilms van die week. Posters en foto's gingen terug naar het verhuurkantoor. Nederland was met nummers verdeeld in verschillende routes. Bij vG&L moest dat per route worden aangeleverd.
Donderdag in de loop van de ochtend, vaak voor tien uur, kwam vG&L met de nieuwe films. En als ze later dan gebruikelijk kwamen werd er naar uitgekeken alsof het sinterklaas was. Een enkele keer was er ergens tijdens de verzending iets mis gegaan en zat een film in de verkeerde route of was bij het verkeerde theater aangekomen. Dan was er paniek, zeker als dat een film betrof die als eerste vertoond zou moeten worden.
Aan de hand van de bookingslijst controleren of alles was binnengekomen wat verwacht werd. Mocht er iets bij zitten dat voor een andere bioscoop was, meteen bellen. Iedere bioscoop had een boekje met de adressen, telefoonnummers en verantwoordelijken van alle bioscopen in Nederland. Daar kwam elk jaar en nieuwe versie van uit. Afspreken hoe verder te handelen. Met een beetje geluk had het geen haast, maar soms zaten ze er om te springen en dan bespreken wat het verstandigst is. Zo nodig met een taxi halen of brengen.
filmcabine
Toen ik eind 1969 bij Cinema Palace kwam werken stonden daar twee machtige DP-70 projectoren van Philips met xenonlicht. Opzij stond nog een dia-projector met dikke koolspitsen. Frans Thijssen vertelde me toen dat er vroeger projectoren gestaan hadden waarmee de eerste geluidsfilms gedraaid werden. De films zelf waren Normaalfilms1 zonder geluidspoor. Achter de projector had een zuil gestaan met daarop een draaischijf die met een snaar door de projector werd aangedreven. Op de schijf lag een grote grammofoonplaat met de geluiden van die film-akte. Lipsynchroon kon dat niet zijn, maar effectgeluiden en muziek ondersteunden de film op spectaculaire wijze toen wel. Op Beginjaren wordt daar meer over verteld.
Philips DP-70 projectoren
Ik ben op bezoek geweest in Cinema Palace ruim twee jaar voor de laatste voorstelling op 8 januari 2011. Kees Slings is hier van 1977 tot 2011 operateur geweest.Het is nagenoeg dezelfde cabine als in 1968.
De vaste vloerbedekking is vervangen door linoleum (foei, film op de grond), de voorwand waar de Lange Mina (versterkerinstallatie) stond is een open wond, het lampenhuis is vervangen. Maar de indirecte verlichting die de cabine een chique uitstraling gaf, is er nog tot het laatst gebleven. Verder zijn er aanpassingen te zien zoals een Dolby geluidskop en rollen om gebruik te maken van de non-rewind tafels.
Op de DP-70 projectoren kon je zowel de normale 35mm bioscoopfilms draaien als de dubbelbrede 70mm films die voorbehouden waren voor grootse- en spektakelfilms. Slecht enkele bioscopen in Nederland waren hiervoor uitgekozen. Niet alleen de apparatuur was duur, ook de filmkopieën waren erg kostbaar. Daardoor werden die films alleen in theaters vertoond die groot genoeg waren om de investeringen terug te verdienen. Bovendien droeg dat bij aan het exclusieve aanzien van die theaters en van die films.
Met 70mm film had je een spetterend scherp en stabiel beeld op het doek dat nog groter was dan Cinemascope. Daarvoor waren er ook extra boven- en onderkaders waarmee het doek groter werd en minder langgerekt zoals bij Cinemascope. Op de film zaten zes aparte geluidsporen die elk een eigen versterker kreeg met bijbehorende speakers. Om een fraaier stereogeluid te krijgen stonden achter het scherm vijf speakers opgesteld zodat elke acteur op het doek een eigen speaker kon krijgen waardoor het geluid realistischer werd, dichter bij de sprekende persoon. Voor de effectgeluiden zaten aan de zaalwand van voor naar achter effectspeakers. Schrikgeluiden, knallen, vliegtuigen etc. klonken angstwekkend nabij. Bij latere technieken werd dat nog beduidend verbeterd, maar in de beginjaren was dat een echte openbaring.
De 70mm films werden op hun eigen spoelen aangeleverd in vierkante metalen kisten die je aan handvatten bovenop kon dragen. Omdat het vaak om avondvullende films ging was de lengte navenant. Twaalf tot vijftien spoelen in metalen kisten van ongeveer 20 kg per stuk, was geen uitzondering. Die moesten allemaal stuk voor stuk de trappen worden op gezeuld. Als ik daaraan terugdenk...
Deze spoelen waren van aluminium. Bij stoten brak er gemakkelijk een stuk van de spoel af. Met wat slijpen en schuren kon je de spoel weer gebruiksklaar maken.
Het voorprogramma was natuurlijk op 35mm vanwege het Journaal, de reclamefilms en de trailers voor de andere films. Dat betekende dat het voorprogramma gedraaid werd op de projector die was ingesteld voor 35mm film waarna de andere projector met de 70mm hoofdfilm kon starten. Terwijl de eerste akte van ongeveer 25 minuten liep, werd de andere projector omgebouwd van 35mm naar 70mm film. Het transportmechanisme, de sprockets en tambour, hadden tanden voor beide formaten film, waarbij die van 35mm verdiept lagen van die van 70mm. Ook de andere geleiderollen waren op die manier uitgevoerd. Maar de gebogen filmbaan waar het beeld voor de lens kwam moest wel in zijn geheel verwisseld worden. Dat kostte even tijd. De projectielens, werd vanwege het grotere formaat van de film verwisseld. En tot slot moest met twee stiften op de poelie van de motor, de snelheid van de projector worden aangepast. Zie het als een soort versnellingsbak. Normale film is opgenomen met 24 beelden per seconde, 70mm film aanvankelijk met 30 beelden per seconde. Het voordeel van 30 beelden was een rustiger beeld en een beter geluid. Maar al snel na de eerste film werd dat teruggebracht naar 24 beelden zodat de film zonder problemen verkleind kon worden naar 35mm kopieën. In Cinema Palace draaiden we de 70mm films op 26 beelden per seconde. Zo behield je een deel van de voordelen zonder de film zelf veel geweld aan te doen. Een enkele keer – later steeds vaker – draaiden we de hoofdfilm op 35mm als die wat langer dan normaal was, ook op 26 beelden. Dan hield je iets meer tijd over tussen de twee avondvoorstellingen. Je moest dan wel het voorprogramma op 24 beelden draaien, want anders was de zeer herkenbare stem van Philip Bloemendaal in het Journaal meteen een octaaf hoger, en dan vielen we door de mand.
Ieder die met een DP-70 gewerkt heeft roemt over het geluid dat de projector maakt. Harder dan bij 35mm film, maar ook sonoorder, voornamer zou ik haast zeggen. Als je een paar weken een film op 70mm gedraaid had en je kreeg weer een 'normale' 35mm film, dan voelde dat als een achteruitgang. Alsof je van 35mm naar 16mm – spottend veterband genoemd – overging.
Alles wat met de DP-70 te maken had, straalde verfijnde robuustheid uit. Heerlijk om mee te werken. Zeer terecht dat de maker van de DP-70, Jan Jacob Kotte, hier een Oscar voor kreeg in 1963.
De sport, of beter gezegd, de eer was het, om het begin van de film zo te regelen dat alles puntgaaf in elkaar overvloeit: Licht dimmen, geluid van de pauzemuziek outfaden, gordijn omhoog en de eerste beelden op het doek. Zo ook aan het einde van de voorstelling. Een kwestie van timing.
overnemen
Afhankelijk van het aantal te vertonen voorstellingen werden de rollen film als losse acten afgedraaid, of enkele acten achter elkaar op een grote spoel geplakt. Hoe dan ook, bij elke voorstelling vanaf spoel moet er van de ene projector naar de andere worden overgenomen.
Beeld en geluid dienen zonder onderbreking door te lopen. Het publiek mag er niets van merken dat je van projector wisselt. Om dat goed te kunnen doen zijn er op de film tekens aangebracht. Op ongeveer 6,6 seconde voor het eind van de acte zijn de eerste tekens aangebracht. Dat is het sein om de tweede projector te starten. om minder dan een seconde (22 beelden) voor het einde van de acte volgen de laatste overnametekens. Dan schakel je over naar de andere projector. Het inleggen van de tweede en volgende acte moet zodanig gebeuren dat, afhankelijk van de tijd die bij die projector nodig is om op snelheid te komen, precies op tijd de eerste paar beelden in het venster staan. daarom zit er aan het begin van elke acte een startstrook met nummers zodat dit in elk theater te realiseren is. Meestal komt dit er op neer dat de startstrook op een punt tussen de getallen 7 en 8 in het venster wordt ingelegd.
Naast de projectoren stond een smalle hoge kast waarin alle versterkerapparatuur was ondergebracht. Een regelpaneel, zes versterkers, een dolby installatie en bovenin een cabineluidspreker zodat je bij een bepaalde instelling en na wat oefening in luisteren een goede indruk kreeg van het geluid in de zaal. Veel apparatuur en speciale onderdelen kregen bijnamen. Deze versterker heette Lange Mina. Wie die namen bedacht weet ik niet, maar ik verdenk het team van Philips zelf, met name Cas Kessler, hiervan. Lodewijk Berman verspreidde deze bijnamen door het land als hij machines kwam installeren of wanneer hij speciaal onderhoud c.q een reparatie uitvoerde. Zo werd een bijzondere beveiliging van de FP-30 geïntroduceerd met de naam Jan met de ballen.
Er zijn twee schitterende sites die geheel aan de 70 mm films en de bioscopen met DP-70 projectoren gewijd zijn. |
||
reclame
De vitrinekasten die de avond ervoor waren leeggehaald moesten weer gevuld worden met nieuwe posters en foto's, al of niet aangevuld met eigen ideeën of materialen, letters, versieringen etc. Bij grote films – sommige theaters deden dat altijd – werd aan de gevel een groot doek met een aantrekkelijke schildering van de film aangebracht. In Haarlem deed Henk Smit dat. Als het een relatief klein doek was, gebeurde dat in de kelder van de bioscoop, maar voor grote doeken moest hij uitwijken naar een loods vlakbij het Roxy theater. Met meerdere mensen werd het doek aan de gevel bevestigd. Bij slecht weer en harde wind zal dat een hele uitdaging geweest zijn.
Aan de gevel van Cinema Palace werden bij een grote film zelden zulke doeken gebruikt. Soms twee kleinere doeken die in een v-vorm tegen de gevel werden geplaatst. Op een gegeven moment had ik bedacht dat die doeken meer aandacht zouden krijgen als er spots op gericht zouden worden met Par38 lampen. Die had je in spot en flood uitvoering. De fitting moest met een rubberen afdichting geschikt zijn voor dit type lampen zodat ze ook buiten gebruikt konden worden. Toen dat eenmaal was gemaakt, zou het nog meer opvallen als de lampen regelmatig zouden aan- en uit gaan. Licht is namelijk de goedkoopste reclame en knipperend licht is nog opvallender. Met een tijdschakelaar gingen de lampen elke twee seconden aan en uit. Al snel kregen we klachten van de bewoners boven de winkels in de straat. Niet vanwege het geknipper, maar omdat de vonk die de tijdschakelaar maakte (240 Watt die elke keer afschakelde) het televisiebeeld stoorde. Op de daken stonden toen op elk huis een eigen antenne en de tv-apparatuur was nog niet altijd goed ontstoord, net zo min als de tijdschakelaar trouwens.
Als de vitrinekasten klaar waren moesten ook de losse houten letters op de lichtbak die op de luifel stond worden aangebracht. Op diezelfde luifel stonden ook de hoogspanningstrafo's van de neonverlichting aan de gevel. Achter op elke letter zaten lipjes waarmee de letters aan twee metalen stangen gehaakt konden worden. Eerst een tekst bedenken, kijken of je genoeg letters daarvoor had en tellen of het passen zou. Dan met een hoge trap tegen de gevel de letters bevestigen terwijl het winkelend publiek voor en achterlangs liep en de auto's en bussen door de straat reden. Dat is steeds goed gegaan. Maar lastiger was het als je een spelfout had gemaakt. Als je er met je neus dicht op staat ben je het overzicht kwijt. En ook gênant was het als je een tekst maakte als 'Louis de Funès in…' en de populaire acteur kwam alleen in het eerste kwartier van de film even voor. Dan voelde het publiek zich bedrogen, en daar kon ik ze ook geen ongelijk in geven.
programma maken
In de meeste bioscopen bevind de filmcabine zich boven in het gebouw, vaak alleen via lastige routes te bereiken. In Apollo in Den Haag was dat zo, in Cinema Palace gelukkig wat beter. Alleen het laatste stuk ging over een smalle houten trap waar een bocht in zat. Alle filmkoffers, waarvan ik het gewicht schat op 30 kilo per stuk, moesten langs die weg naar boven en later weer naar beneden.
Aanvankelijk hadden we zowel het Polygoon Wereldnieuws als het Polygoon Journaal met berichten uit eigen land. Als de tijd het toeliet vertoonden we beide journaals, gevolgd door reclamefilms en soms ook nog een korte bijfilm die met de hoofdfilm werd meegeleverd om aan een compleet programma van voldoende lengte te kunnen komen. Afgesloten werd met een of meer trailers van de films die verwacht werden en die bij het publiek van de hoofdfilm paste.
pauze
Dan was het Pauze. In de pauze werden de reclamedia's vertoond, maar die dia's werden ook wel eens tijdens de inloop vertoond. Dat laatste vonden de adverteerders niet goed, dus werd dat verplaatst naar de pauze. Deze grootformaat glasdia's bestonden uit twee flinterdunne glazen plaatjes met een stukje filmmateriaal ertussen dat het reclamebureau, in overleg met de adverteerders, had gemaakt. Rondom werd met dof zwart papieren plakband de glasplaatjes dichtgeplakt. Uiterst links in de cabine stond een klein lampenhuis met dikke koolstaven en een aangebouwde voorziening om de dia's te wisselen. Dat werkte een beetje als een toverlantaarn. Aan de ene kant een dia erin, dan doorschuiven en aan de andere kant kwam het dia er weer uit. Bij latere uitvoeringen zoals aan de FP-20 flipten de dia's om, wat een mooier effect gaf. De eerst vertoonde dia's werden in een houten bakje weer achteraan gezet, gereed voor de volgende voorstelling. Er was geen vaste volgorde van de dia's. Zelf zorgde ik er voor dat de verschillende branches verdeeld worden. Niet alle kappers, garages, kledingwinkels, elektrozaken enz. bij elkaar, maar een beetje verdeeld. Adverteerder waren ook klanten en dan keken ze uiteraard naar hun eigen reclame. Als ze vonden dat de dia's te snel gewisseld werden – een operateur is ook maar een mens – dan kregen we klachten via de directie.
Tijdens de inloop en gedurende de pauze werd er muziek gedraaid. Heel vroeger was dat een orkest of het bioscooporgel, maar die waren al lang geleden gestopt. Nu draaiden we grammofoonplaten, LP's. Het soort muziek werd door de directie bepaald, maar de feitelijke invulling was het werk en de keus van de operateur. Met een plaatselijke platenwinkel – elke stad had meerdere platenwinkels – werd een afspraak gemaakt dat maandelijks een paar platen uitgezocht mochten worden voor de pauzemuziek, en dan kreeg die winkel een gratis diareclame op een prominente (laatste) plaats zodat iedereen dat goed kon zien. Nog weer later kwam de muziek van gekochte of zelf opgenomen cassettebandjes.
plakken
Afhankelijk van hoe vaak een film vertoond zou gaan worden bleef de film op 600 meter spoelen staan, of, dus meestal, werd het filmprogramma aan elkaar geplakt zodat er, inclusief het voorprogramma, drie of bij langere films vier 1200 meter spoelen gevuld werden. Dat aan elkaar plakken gebeurde met filmlijm. Met een plakpers werd de film precies op een kaderlijn afgesneden. Bij sommige films was dat erg moeilijk te zien en dan moest je goed turen waarbij de film dicht tegen een felle lamp werd gehouden. We hadden ook een grote rol met perforaties en om de vier gaatjes een markering. Dan zocht je een stuk film op waarvan de kaderlijn goed zichtbaar was zodat je op die manier kon doordraaien tot aan de plaats waar de las gemaakt moest worden.
Met een scherpe rasp die in een beugel zat schraapte je de emulsie2 van de drager van de film af, precies de breedte van de kaderlijn bij normaalfilm. Het andere deel hetzelfde maar dan aan de dragerzijde van de film. Een kant insmeren met filmlijm en de twee delen op elkaar drukken. Geduld is een schone zaak, want als je de pers te snel opende en de lijm was niet voldoende uitgehard of te dik ingesmeerd, dan liet de las snel los. Een goede las maken is nog niet eens zo makkelijk. Schraapte je te veel weg dan werd de film te dun en was de kans op inscheuren net naast de las heel reëel. Schraapte je te weinig dan bleef er wat van de emulsielaag (gelatine) achter en hechte de lijm niet goed aan de drager waardoor de las mislukte. En als de las te dik was, dan zag je dat op het doek: het beeld werd even onscherp en/of het beeld sprong op in het kader.
Later kwam de plakpers met tape waardoor het plakken van een film veel gemakkelijker werd. Als je de goede – en daardoor duurdere – tape gebruikte en een beetje netjes werkte, zag je niets van de las. De overgang van de ene strook naar de andere was geheel vlak, en het tape was zo egaal doorzichtig dat je tijdens de vertoning niet kon zien dat het tape slechts over de helft van het beeld zat. Bij de goedkope tapes was dat wel eens anders. De lijm van de tape kwam dan na een paar vertoningen en door de warmte van de projectielamp op den duur aan de rand van het tape er onderuit waarop zich dan weer vuil verzamelde. En dat kon je na verloop van tijd dus wél zien op het filmdoek.
Als alles op spoel stond werden in Cinema Palace de spoelen in een speciale spoelenkast opgeborgen. De kast was in de wand ingebouwd en verdeeld in smalle vakken waarbij elk vak, met een schuif die opgetrokken moest worden, werd afgesloten. De breedte van de vakken was op maat voor spoelen van 70mm films. De spoelen voor 35mm films waren speciaal voor de DP-70 gemaakt. Op de kern zat aan beide kanten een opdikking zodat de spoel met film precies in het midden van de filmbaan van de projector uitkwam. Die uitsteeksels maakte het soms lastig om de spoelen in één soepele beweging in het vak te rollen.
Tetrachloorethyleen
Film, en met name de onbeschermde emulsielaag, is zeer gevoelig voor beschadiging. Het kleinste krasje wordt op het doek vergroot tot een flinke snee. De meeste beschadigingen treden op tijdens het draaien van de film. Een te grote (onder)lus in de filmloop door de projector veroorzaakt een steeds terugkerende beschadiging in het beeld, ophoping van stof in de filmbaan en andere mechanische beschadigingen leveren de kenmerkende kabels in het beeld op. Goed inleggen van de film en het voortdurend controleren op onregelmatigheden tijdens het draaien van de film – letten op afwijkende geluiden is daarbij een belangrijk hulpmiddel – zijn voor de operateur voorwaarden voor een goede voorstelling en het beheersen van het vak.
Nooit mag de filmstrook op de grond komen omdat daar altijd stof ligt,ook als je het niet kan zien. Door de statische elektriciteit trekt de film gemakkelijk stof aan, zeker in de winter als de lucht droog is. En stof verplaatst zich tijdens het draaien en terugspoelen snel van de ene laag naar de volgende laag. Een methode die toen veel werd toegepast was om de film tijdens het omspoelen door een zachte doek te halen om het stof van de film af te halen. Dat is een gevaarlijke methode omdat daarmee ook, of juist, beschadigingen kunnen worden aangebracht.
Een ander probleem dat toen wel vaker voor kwam was lekkage van olie. Projectoren moeten gesmeerd worden. Bij oudere machines waar metalen geleiderollen gebruikt werden, moest dat wekelijks gebeuren. Bij de later toegepast kunststof rollen was dat juist verboden. Het maltezer kruis loopt in een oliebad. Ook daarvan waren de keringen niet altijd meer optimaal. Daardoor kon het voorkomen dat je een filmkopie kreeg uit een ander theater of dat er bij het smeren van de eigen projector olie gemorst was, dat de filmkopie over een grote lengte besmeurd was met olie. Krakend laten de lagen film dan los bij het draaien of terugspoelen. Een doekje gedrenkt in tetrachloorkoolstof, kortweg tetra genoemd, deed dan wonderen. Het loste de olie op en beschadigde de film zelf niet. In Cinema Palace hadden we daar een literfles van staan die bij de drogist (Van der Pigge?) werd gekocht. Toen bekend werd dat tetra het zenuwstelsel, de lever en de nieren kan beschadigen, werd het uit de handel genomen.
Het belangrijkste onderdeel in een filmprojector is de combinatie van maltezer kruis en vlinder. Door het filmbeeld tijdens het transport korte tijd stil te zetten en tegelijkertijd het licht van de lamp door te laten - tijdens het transport in het venster wordt het licht door een vlinder onderbroken - kan het filmbeeld op het doek bekeken worden. Bij een opvolging van verschillende beelden ontstaat de illusie van beweging. Om die illusie van beweging te krijgen is er een minimaal aantal van 32 beelden per seconde nodig, bij lichtsterke beelden zelfs meer. Film wordt opgenomen en vertoond met slechts 24 beelden per seconde. Daarom wordt elk beeld twee (soms drie) keer achtereen vertoond. Het licht wordt per beeldplaatje tweemaal (of driemaal) onderbroken door een draaiende schijf, een schijf die daardoor de vorm van een vlinder heeft. Daardoor is er 48 keer per seconde een beeld op het doek te zien, ruim boven de ondergrens van 32 beelden om een vloeiende beweging te ervaren. Dat dubbelbladig vlinder draait 24 x 60 = 1440 omwentelingen per minuut. In de DSP-70 wordt gebruik gemaakt van een enkelbladig vlinder dat twee keer zo snel draait 24 (x 2) x 60 = 2880 toeren per minuut. Elk filmbeeld wordt in ¼ van de tijd dat het beeld in het venster staat getransporteerd. Dat is een kwart van 1/24e van een seconde, dus in 1/96e seconde wordt het beeld gewisseld met het volgende beeld. |
|||
gordijn en kaders
Cinema Palace had een prachtig gordijn dat in bogen van ongeveer 60 cm breed omhoog gehaald werd. Van onder werd het aangelicht door een serie gloeilampen, aan de bovenzijde waren dat Philinea buislampen van 50 cm lang. Na verloop van tijd ging de lange gloeidraad ,die in de buislamp aan verschillende haakjes was opgehangen, doorzakken totdat de draad brak. Gelukkig gebeurde dat lange tijd niet, mede omdat de lampen vrijwel altijd gedimd werden aan- en uitgedaan. Maar eens was het zover, dan ging er een stuk, en een paar dagen later nog een. Dat was het sein om ze allemaal tegelijk te vervangen. Met een lange ladder die bijna recht overeind stond naar boven klimmen. Geen sinecure voor iemand met hoogtevrees zoals ik. Een arm om de boom geklemd, in de andere hand een buisje. Eenmaal boven het buisje tussen de kleren klemmen, met een hand de kapotte buis aan een kant lostrekken en dan de andere kant. Nieuwe buis op dezelfde manier in de klemfitting klikken. Naar beneden, trap iets verplaatsen en dan de volgende.
balkonnetje voor de explicateur
In de zaal zat een deur in de lambrisering waarachter een werkhok was voor de bezems en vuilnisbakken voor de ijs- en snoeppapiertjes. Boven in die kast zat een balkonnetje met een hekwerkje, ongeveer anderhalve meter breed en een krappe meter diep. Voor deze werkkast had dit totaal geen functie. De enige optie zou zijn dat in vroeger dagen hier een trap stond zodat de explicateur de stomme films van geluiden en commentaar (uitleg) kon verzien. Dan zou er een open verbinding met de zaal geweest moeten zijn die later door de stoffen wandbekleding was afgedicht.
explosiekokers
In de cabine zaten in de hoeken tegen de zaalwand aan, twee kokers die vanuit het dak tot vlak boven de vloer reikten. Er werd me verteld dat dit explosiekokers zijn uit de tijd dat er nog nitraatfilm gedraaid werd. Bij brand ontstaat er zoveel druk dat die overdruk via die kokers wordt afgevoerd voordat dit een groter probleem kon veroorzaken.
Zaalverlichting
In Cinema Palace werd alle verlichting van de zaal tegelijk gedimd. In een aparte ruimte achter de cabine hing een lange kast met daarin drie regelbare spoelen, voor elke fase een, en een motorisch aangedreven arm met rollen die over de wikkelingen van de spoelen draaide. Op het bedienpaneel naast de projectoren was er, naast de knoppen voor het licht aan en uit, ook een knop voor een tussenstand. Die werd gebruikt bij de aanvang van de voorstelling als de dia's vertoond werden, maar je kon dat ook gebruiken bij de aftiteling. De mensen die de zaal wilden verlaten konden dat veilig doen en zij die de titels wilden bekijken hadden een fatsoenlijk leesbaar beeld.
Hierboven: Wandlamp van Venetiaans glas
In de zaal hingen grote kroonluchter met heel veel sierlijke stroken Venetiaans glas. Daar tussenin zaten de gloeilampen. Eens per jaar in de zomer werden de gloeilampen vervangen en al het glaswerk afgesopt. Vanuit een van de ruimtes boven de cabine kon je door een luik boven het ronde plafond van de zaal komen. Daar zag je de balk- en lattenconstructie waaraan het stucwerk van het plafond hing. Midden boven die constructie was een smal looppad. Door de grote sierlijke ventilatieroosters had je een mooi zicht op de zaal die diep beneden je zichtbaar was. Daar stonden ook de lieren waaraan de kroonluchters hingen. Stekker losmaken en met de lier voorzichtig de kroonluchter laten zakken totdat die bijna boven de stoelen hing. Vanwege de grootte van de kroonluchter had je alsnog een trap nodig om bij alle onderdelen te komen. De lampen verwisselen was het eenvoudigste werk. Voor het glaswerk soppen werd de hulp van twee ouvreuses of schoonmaaksters ingeroepen.
De veer- of bladvormige glazen versieringen zaten in ronde koperen gaten. Die kon je eruit trekken en schoonmaken. In het glas zaten snippers bladgoud verwerkt waardoor dit Venetiaanse glas een extra luxe sprankeling kreeg. Stof erop was dus niet gewenst. Eentje soppen, de ander afdrogen en de laatste weer terugplaatsen. Een klus die geruime tijd in beslag naam maar iedereen keek weer met tevredenheid naar boven als alles blonk zoals het hoorde.
Aan de wand hingen een klein model armaturen van datzelfde glas. Met een trap op de schuine helling waren die ook niet altijd makkelijk te bereiken.
In de lambrisering zaten op bijna niet zichtbare plaatsen kleine sleufjes in het houtwerk, nauwelijks twee centimeter hoog en een halve centimeter breed. Dat was precies genoeg om de daarachter verscholen lichtschakelaar met een 'lipssleutel' te bedienen. Zo kon je op trappen en gangen de verlichting aan en uit doen en in de zaal kon je zo het looplicht aandoen. Nergens in het gebouw zag je schakelaars. In het werkhok achter de lambrisering kon je de werkverlichting aandoen.
bellenkast
|
|
Bellenkast met schildjes voor de teksten, rechts het binnenwerk met de valmagneetjes. |
Een soortgelijk kastje hing in de cabine. De teksten waren zoiets als Start film, Stop film, Koffie. Achter in de zaal zat, verscholen in de lambrisering, een kastje met een paar drukknoppen die deze signalen konden bedienen. De bedrijfsleider hield de tijd en de inloop in de gaten en gaf het sein om de voorstelling te starten (of bij problemen, te stoppen). Een belletje ging en een kaartje viel om zodat je de tekst kon lezen. Met een druk op een knop kon je alle klepjes weer in de ruststand terug drukken voor de volgende melding.
In de cabine was een knop die in een kast het geluid van een bioscoopgong kon maken. Dat geluid werd versterkt over de luidsprekers. Een minuut wachten, tweede keer gongen en starten met de film.
Noodverlichting
De noodverlichtingsinstallatie was de verantwoordelijkheid van de operateur. Dagelijks alle lampjes controleren en zo nodig zo snel mogelijk vervangen. Niet alleen de bordjes met UIT en NOODUITGANG, ook de zogenaamde tredenverlichting dagelijks nalopen. In de lambrisering van de zaal zaten lampjes voor de gangpaden, op het balkon aan de stoelen die langs een gangpad stonden zodat iedere trede verlicht was. De metalen lipjes van de fitting waren vaak verbogen waardoor het lampje soms slecht contact maakte. Bovendien zat het metalen kapje over het lampje laag bij de grond. Echt prutswerk dus.
Dat alles moest natuurlijk ook kunnen branden als de stroomvoorziening onderbroken was. Maandelijkse de noodverlichting testen waarbij de zaal er dan erg spookachtig uit zag. In de kelder stonden op houten rekken open glazen bakken opgesteld waarin zich het elektrolyt en de platen, gescheiden door houten stokjes, bevond. Wekelijks de zuurgraad en het niveau van het elektrolyt controleren en zo nodig – meestal alleen – gedestilleerd water aanvullen.
Stroomvoorziening
Dat een bioscoop alleen kan werken als er elektriciteit is, spreekt voor zich. Cinema Palace had het voordeel dat we twee aansluitingen op het elektriciteitsnet hadden. Een aangesloten op de leiding die door de Grote Houtstraat liep en via de voordeur naar binnen kwam, en een via de achterplaats die aan het Klein Heiligland op een ander transformatorhuisje was aangesloten. In een ruimte naast de cabine zat een enorme schakelaar met drie standen. Onderaan stond geschilderd Grote Houtstraat, in het midden 0 en bovenaan Klein Heiligland. In geval van een grote storing konden we dus omschakelen van het ene trafohuisje op het andere. Jammer genoeg heb ik die noodsituatie nooit meegemaakt.
projectievensters met valkleppen
In de wand tussen de cabine en de zaal zaten kleine openingen waardoor geprojecteerd werd. Een dikke metalen constructie waarin een raampje van ongeveer 12 x 12cm met een dikte van 10mm planparallel geslepen glas zat. Aan de cabinekant kon dat afgedekt worden met een dikke metalen plaat. Tijdens de voorstelling wordt die plaat omhoog gedaan en door een gelijkspanningsmagneet vastgehouden. Dit alles was bedoeld om bij brand een goede afdichting naar de zaal met publiek te hebben. Op de DP-70 projector zat vlak boven het venster een stukje schietkatoen dat bij brand in de projector zeer snel zou verbranden en een schakelaar zou verbreken in de stroomkring van de valkleppen. Gelukkig heb ik dat nooit meegemaakt, maar als de stroom uitviel – iets dat vroeger vaker voorkwam dan tegenwoordig – dan vielen alle zes valkleppen tegelijk neer wat een behoorlijke klap geeft. Dat gebeurde natuurlijk tijdens een spannende scene waardoor je je bijna lam schrok.
lift
Vanuit de cabine van Cinema Palace kon je door het raam gemakkelijk op het platte dak komen. Daar stond een stenen opbouw waarin de machinekamer van de voormalige lift was ondergebracht. In de hal op de begane grond zaten in de wand tegen de dwarsgang achter de zaal een aantal deuren. Een deur ging naar de kelder en een andere deur zat op slot maar herbergde een kleine personenlift die uitkwam in de foyer op de eerste verdieping. Ook op de etage waar de cabine was, het kantoor van de administrateur meneer Dijkstra, zat een gesloten deur. De lift was uit veiligheidsoverwegingen buiten gebruik gesteld. De liftkooi werd gebruikt als voorraadkast van frisdranken. Wat zou het mooi zijn als de lift intern voor goederen gebruik zou kunnen worden. Alleen het naar boven brengen van de vele zware kisten met 70mm film zou al fantastisch zijn.
Toen ik de deur van de machinekamer op het dak eenmaal open had trof ik daar de motor, de schakelkast en losse bedrading aan, dik onder het stof en spinnenwebben. Het was in een oogopslag duidelijk dat dit stuk roest al vele jaren niet meer gebruikt was. Afgezien van problemen van een eventuele keuring, zou het een bijna onmogelijke opgave zijn om de lift weer operationeel te krijgen.
collega's helpen
Het kwam natuurlijk ook wel eens voor dat er in een van de andere theaters plotseling iemand ziek werd en dat er geen vervanger beschikbaar was. Dan vroeg je aan een van die theaters of er niemand was die een voorstelling kon overnemen. Zo kwam je ook in andere cabines, leerde je van hun manier van werken en de andere apparatuur die daar stond opgesteld. Snel vertellen waar de verschillende schakelaars zaten en draaien maar. Dat ging niet altijd meteen goed, maar dan wist je dat tenminste voor een volgende keer.
Rembrandt theater
Voor Cinemascope werd in het Rembrandt theater een systeem van Delrama gebruikt met gebogen spiegels dat aan rails hing. Door de schuine projectie vertekende het beeld heel erg. Theo Bovenkerk vertelde me dat bij de projectie van een totaalshot van Dr. Zjivago de trein daardoor als het ware over een heuvel reed.
Door aan twee knoppen te draaien kon je daarmee de horizontale reductie van het beeld beïnvloeden van 1:1 (normaal beeld) tot 1:1,5 (Cinemascope).
Omdat dit nogal nauw luisterde had je ook snel een vervorming van het beeld.
Bepaald niet ideaal.
Lido theater
Een keer heb ik in de Lido op het Houtplein gedraaid. Daar stonden ook DP-70 projectoren. Het licht kwam van koolspitsen, even wennen dus. Een ruime en hoge cabine herinner ik me, maar ook kil en zakelijk vergeleken bij wat ik in Cinema Palace gewend was. Even vragen hoe ze draaiden en dat was het dan.
Luxor, Studio en Frans Hals
Foto's: Noord-Hollands Archief
In geen van deze theaters heb ik gedraaid maar ben ik wel in de cabine geweest (behalve die van Frans Hals). In Studio stonden FP-20 met SPP3 lampenhuizen die een opvallend blauwig beeld gaven.
Beverwijk
Waarschijnlijk via de operateur van Studio theater – de familie van Frank was daar de eigenaar van maar ook van het Luxor theater in Beverwijk - kreeg ik de vraag of ik niet eens wilde invallen in de bioscoop van Beverwijk. Daar zwaaide de heer Winkel4 de scepter. Een serieuze man die ernstig stotterde. Onverstoorbaar vertelde hij wat er gedaan moest worden en hoe het werkte. Dat kostte wat extra tijd, maar dat was niet voor niks. Daar stonden namelijk – net als in het Studio theater in Haarlem – twee FP-20 projectoren met SPP lampenhuizen (waarover later meer). Dat vroeg de nodige aandacht die nieuw voor me was. Ook het bedienen van de zijkaders van het doek was daar nogal bijzonder. Geen motor maar handbediening! In de cabine kwamen twee touwen uit het plafond waaraan je trekken moest om de kaders te verstellen op eenzelfde manier als bij de poppenkast. Die touwen liepen vanuit de cabine over het plafond van de zaal helemaal naar voren naar de kaderstroken. Ik denk dat er markeringen op de touwen waren aangebracht tot hoever je moest trekken, maar dat weet ik niet meer. Misschien ging het wel op het zicht.
Roxy Haarlem
Het Roxy theater in de Kleine Houtstraat maakte deel uit van hetzelfde concern waar ook Cinema Palace een deel van was.
Regelmatig draaide ik daar om in te vallen. Roxy was een klein theater waar de mindere films gedraaid werden. Roxy was toen bekend en berucht als volksbioscoop. Vooral knokfilms en Westerns waren er populair. In het weekend tijdens de nachtvoorstelling draaiden er ook sexfilms.
Er stonden twee FP-56 projectoren met een xenonlampenhuis.
Later heeft Ab Oorthuis het theater overgenomen en werden er (gay)sexfilms vertoond.
In 2021 is een bouwaanvraag ingediend om het pand terug te bouwen tot woonhuis met tuin (de voormalige zaal).
Xenonlampen
Xenonlamp voor horizontale opstelling
Het licht kwam uit een lampenhuis met een xenonlamp. Het starten van die lamp was elke keer even spannend. Die lamp kon je vanwege de hitte niet te vroeg aan doen. Dus kort voor de overname (600 meter spoelen, dus elke 20 minuten overnemen) waren dat een aantal snelle handelingen. Hoofdschakelaar aan, lamp starten, wachten op de overnametekens op het doek, machine starten, en beeld en geluid overnemen. Als alles naar wens verliep was dat prima. Maar als de lamp niet wilde starten, dan had je maar beperkt tijd. Vergeten de hoofdschakelaar aan te zetten? Staat de gelijkrichter aan? (alleen bij de eerste filmrol), of is de vonkenbrug defect? Met de combinatie hoogspanningstrafo – vonkenbrug wordt tijdelijk met een hoge spanning (3000 V) en hoge frequentie (3 Mhz) een vonk getrokken tussen de elektroden van de xenonlamp. Was het xenongas eenmaal geïoniseerd, dan zorgde de stroom van 50 A voor een fel wit licht. Kreeg je de lamp niet op tijd aan, dan liep op de andere projector de film eruit en zat je met een wit doek en joelende bezoekers. Paniek dus.
verticale opstelling
De xenonlamp stond verticaal en er werd gebruik gemaakt van een sferische hoofdspiegel waarbij boven en onder een uitsparing in de spiegel was gemaakt om de vlam van de xenonlamp in het brandpunt van de spiegel te krijgen.
Omdat de vlam tussen de elektroden driehoekig is, werd een hulpspiegel tussen de lamp en de film aangebracht die precies op de plaats van de vlam een omgekeerd beeld projecteerde. Dat gezamenlijke beeld werd door de hoofdspiegel op het filmvenster geworpen. De verdeling van het licht op het venster was helaas niet optimaal met die verticale opstelling. Bovendien brandden de elektroden in de lamp gedeeltelijk weg als de hulpspiegel niet heel precies was ingesteld.
xenon projectielamp horizontaal
De lampenhuizen worden vervangen door een model met een verbeterde opstelling van de xenonlamp. In de nieuwe lampenhuizen was een parabolische spiegel aangebracht waarbinnen de xenonlamp horizontaal kon worden opgesteld. De aansluiting en bevestiging van de lamp zat achter de spiegel waarbij de lampvoet door een gat in de spiegel naar achteren liep.
personeel
Er was in Cinema Palace een redelijk vaste groep medewerkers. Naast de bedrijfsleiding waren er naast twee caissières, een portier, enkele schoonmaaksters, de operateur en hulpoperateur, ook een groep ouvreuses aanwezig. De ouvreuses brachten de bezoekers naar hun vaste plaats, verdeeld over verschillende rangen. De zaal was verdeeld in drie rangen met bijbehorende prijzen voor de zitplaatsen. Het balkon had twee rangen. De voorste rijen op het balkon waren de duurste plaatsen in het theater, in de zaal waren dat juist de goedkoopste plaatsen. De logeplaatsen op het balkon waren in aparte loges, min of meer gescheiden door wanden, een soort open cabines voor ongeveer zes personen. Achter de loges was een gangpad waarachter de andere plaatsen trapsgewijs naar boven liepen.
De zaal had gangpaden langs de zijwand zodat de beste plaatsen niet verloren gingen door een middenpad wat in veel theaters gebruikelijk was omdat dit minder ruimteverlies gaf en er daardoor meer ruimte voor stoelen over bleef. Bij elke voorstelling waren minimaal 3 ouvreuses nodig. Aan beide zijden van de zaal een ouvreuse en op het balkon nog een, maar bij drukke films en in het weekend was er vaak een dubbele bezetting. Af en aan liepen de dames langs de rijen. Wanneer ze het kaartje van de bezoeker aannamen liepen ze snel naar de rij waar ze moesten zijn voor die bezoeker. Liepen ze te hard dan ging de klant slenteren en rondkijken of er geen bekende in de zaal zat die ze konden groeten, liepen ze te langzaam dan kwam de zaal niet op tijd vol.
Het was niet ongebruikelijk dat er voor het naar de plaats brengen van de bezoeker een fooi werd gegeven. Dat maakte deel uit van het gevoel van een avondje uit. Daar speelden de ouvreuses handig op in door extra vriendelijk tegen de klant te doen. Een kwestie van inschatten en dan kon je gemakkelijk de fooi opwaarderen van een dubbeltje naar een kwartje. Met een nog grotere grijns kwamen ze dan terug naar hun collega's om te laten zien dat het gelukt was.
In de pauze was het buffet geopend op de eerste verdieping. Twee of drie man personeel schonk koffie, opende flesjes frisdrank uit de koeling, pakte snoepgoed en gaven dat aan de klant die aan een tafeltje ging zitten of de bestelling mee de zaal in nam. Als bezoekers met meerdere personen samen waren werden de kopjes koffie door het publiek aan de anderen doorgegeven.
Ondertussen waren verschillende ouvreuses met een groot, zwaar blad de zaal ingelopen. Daar stond een doos met ijsjes, wat flesjes frisdrank en een selectie snoepgoed op. En een schoteltje met wat wisselgeld om af te kunnen rekenen. Bliksemsnel kunnen rekenen was een voorwaarde, want verschillen moesten worden bijgelegd.
Op een gegeven moment was er een nieuwe ouvreuse, Les Hendriks, aangenomen en dan is de nieuwsgierigheid groot. Wie is het en hoe ziet ze er uit? Klik, er gebeurde iets.... Kort gezegd: datzelfde jaar (1970) zijn we getrouwd.
van alle tijden
In 1917 stond in het bioscoop vaktijdschrift 'De Lichtstraal' het gedicht operateurtje.
vakbond
Ed Jordens was een jongere collega die in de Luxor draaide. We spraken elkaar regelmatig en tijdens een van die gesprekken ging het over de werkuren die we in de bioscoop maakten. We waren jong en enthousiast en hadden het mooiste beroep van de hele wereld. Dus ongemakken als onregelmatige uren, 's avonds en in het weekend werken, dat hoorde erbij. We waren immers ook overdag vrij als anderen moesten werken. Over het aantal uren dat je werkte werd niet zo veel nagedacht. Maar Ed wist me te vertellen dat ondanks alle aantrekkelijke kanten van het werk er elders afspraken gemaakt werden waar veel bioscopen nog ver vanaf stonden. De Vrije Zaterdag was nog maar enkele jaren ervoor ingevoerd. Ik zie mijn vader nog blij thuiskomen met het vooruitzicht van een vrij weekend van twee hele dagen. In vrijwel alle bedrijfstakken in het land was de werkweek teruggebracht van 48 uur naar 42 uur. Een enorme sprong voor veel werknemers. Maar niet voor de werknemers in bioscopen. Zij die een vaste baan hadden, waaronder de operateurs, hadden een arbeidsovereenkomst waarin stond dat er nog steeds 48 uur gewerkt moest worden en dat de avond- en weekenddiensten gewone werkuren waren. Ed vertelde dat de Vakbond daar iets aan wilde doen, maar dan moesten zoveel mogelijk operateurs lid zijn van de vakbond. Na enige aarzeling ben ik lid geworden. Niet lang daarna ging ook in bioscopen de 42-urige werkweek gelden en kwamen er beperkte afspraken over de weekenden en de uren na middernacht. Er was nog een lange weg te gaan.
oude apparatuur
Boven de foyer, aan de voorkant van het theater, waren twee spitse daken, waarschijnlijk bedoeld om het gebouw architectonisch in de omgeving van oude panden in te passen. Onder die daken waren zolders die niet gebruikt werden. Op een van mijn ontdekkingstochten door het gebouw trof ik daar een oude projector aan, het zogenaamde voorstuk waarop de film werd getransporteerd. De losse spoeltrommels lagen er nog bij, maar een zuil en het lampenhuis ontbraken. Het was een voorstuk van een Ernemann projector met voorvlinder.
Elders trof ik een filmblik aan met daarin de film van het bezoek van de jonge koningin Juliana en haar – wat toen zo genoemd werd – prins-gemaal Bernhard, aan de provinciehoofdstad Haarlem in 1949. Een jaar ervoor had Koningin Wilhelmina afstand van de troon gedaan en de nieuwe vorstin bracht een bezoek aan alle provinciehoofdsteden. Het bleek een van de laatste brandbare films te zijn die in de bioscopen gebruikt werden (na 1952 niet meer gemaakt). Als operateur moest je – met name bij oudere films – controleren of je misschien een brandbare nitraatfilm had gekregen. In de praktijk is me dat nooit overkomen.
Let op het adres van Polygoon op dit blik in 1949 (foto LB).
Ook kwam ik een lantaarn tegen met sierlijke beugel. De lamp had oranje glazen in de raampjes en een gloeilamp waarop het wattage werd aangegeven in lumen. Vermoedelijk was dat ooit een noodlantaarn die in de zaal gehangen heeft om als veilige minimum verlichting te dienen tijdens de voorstelling.
Voor in de zaal, onder/achter het projectiescherm waren de toiletruimten. Daarboven waren twee lege kamers die vol met troep en puin lagen. Langs die weg kon je achter het projectiescherm komen waar de luidsprekers stonden. Om het geluid van de film niet (teveel) te dempen zaten er kleine gaatjes in het doek, een geluidsdoek. Om de ongeveer elke halve centimeter een gaatje van een millimeter. Als je achter het doek staat tijdens een voorstelling, dan kan je de film in spiegelbeeld zien. De acteurs zijn onwezenlijk groot. Maar het leukste was, je kon de mensen in de zaal zien zonder dat ze mij zagen (tenminste als ik donker gekleed was en geen bril droeg). In een van die ruimten trof ik een koperen brandspuit aan met een paar meter canvas slang en een zware koppeling voor de aansluiting op de brandleiding. Op de slang was de tekst gedrukt C.P. TONEEL. De koperen spuit was omwikkeld met getwijnd touw om de handen te beschermen tegen de kou.
Ik heb gevraagd wat ze met die spullen deden waarna ik ze mocht meenemen5.
nieuwe eigenaar
Er kwam een nieuwe eigenaar, Joop van Willigen, met nieuwe ideeën. Veel veranderingen waren niet gunstig voor het personeel, zakelijker, minder klantgericht, minder voorrechten, minder uren, minder gezelligheid. De onvrede nam toe bij verschillende collega's. Een nieuwe tijd was aangebroken. De meesten namen een afwachtende houding aan, anderen vertrokken.
verhuizen
Leo Dijkstra zat tegen zijn pensioen aan. In Zeeland, waar hij familie had wonen, had hij een huis gekocht voor zijn oude dag. Maar zijn vrouw had haar oog laten vallen op een ander, mooier huis. Woonruimte was een groot probleem in Haarlem en wij zochten toch iets ruimers dan een zolderkamer. Dijkstra stelde ons voor om zijn huis in Zeeland van hem over te nemen. Hij zou borg voor ons staan bij de bank.
1 De eerste 35mm films (in de beginjaren zijn er diverse formaten films geweest) hadden een beeld dat van perforatie tot perforatie breed was. Later werd van dat beeld formaat afgesnoept om er het geluidspoor op aan te kunnen brengen. Dit formaat werd Normaalfilm genoemd omdat dit de basisvorm was, de norm.
Later verscheen het Wide-Screen formaat waarbij de ruimte tussen de beelden, de kaderrand, verbreed werd en het beeld bij dezelfde breedte minder hoog was. Met andere lenzen kon je bij dezelfde hoogte van het doek een breder beeld maken: wide screen. Daarbij werden minimaal twee verschillende maten gebruikt zodat je als bioscoop een keus maakte die het beste paste bij de zaalmogelijkheden en en doek. Punt van aandacht voor de operateur waren de ondertitels, die moesten natuurlijk met de juiste kadreerinstelling van de projector wel in beeld blijven.
Nog weer later werd er met optische, anamorphotische lenzen, bij de opname het beeld in de breedte in elkaar gedrukt en bij de projectie uit elkaar getrokken. Het beeld dat je dan had kreeg de naam CinemaScope.
2 De emulsie is de dunne laag waarin het beeld zich bevindt op de (nitraat of acetaat) drager. Deze dunne laag, deze film (denk aan oliefilm op het water), is eigenlijk de laag waaraan de film zijn naam dankt.
3 Zie voor uitleg SPP lampjes het Alhambra theater in Vlissingen.
4 Zie Alhambra SPP lampenhuis.
5 In 2021 heb ik deze spullen geschonken aan Filmmuseum Eye in Amsterdam.
Apollo theater Den Haag |
Beginjaren
|
Zeeland |
Haarlem - Filmstad
Harry Hosman heeft een schitterend boek gemaakt over de filmproductie en alle bioscooptheaters die er in Haarlem geweest zijn. Zeer de moeite waard!
Een inkijkje in het boek Haarlem - Filmstad
(Tip: klik bij de boekpresentatie op het icoontje rechtsonder voor Full screen.)
Bronnen: De meeste foto's zijn, tenzij anders aangegeven, afkomstig uit het Noord-Hollands Archief (NHA).