De vorige eigenaar, Marinus van Liere, ging stoppen. Probleem was dat de vaste operateur langdurig en wellicht blijvend ziek was geworden. Maar... En zo is het gekomen dat we opnieuw in een bioscoop gingen werken. Omdat Dick Wiebring, Niek Groot en hun boekhouder Dick van der Heide in de omgeving van Hoorn woonden, wilden ze een echtpaar die de boel voor hen zou runnen. Daardoor moest mijn vrouw, Les, haar werk als telefoniste - receptioniste bij de Total raffinaderij met pijn in het hart opzeggen.
Het pand was van buiten en van binnen behoorlijk verwaarloosd. Desondanks kwamen er veel bezoekers naar de film, meer dan in Middelburg (City) of Goes (Grand), de twee enige bioscopen in de omgeving1 die goed te bereiken waren. Alhambra verdiende een grondige opknapbeurt. Eerst werd de buitenkant geschilderd, want dit verveloze gebouw was een smet op het aanzien van Vlissingen, te meer omdat de bioscoop aan de hoofdweg naar het centrum lag. Vooral door de bocht die de weg van deze ontsluitingsweg maakte, viel dit gebouw extra op. Later is deze kruising grondig aangepakt en de Spuistraat doorgetrokken richting de Spuikom waar nu het CineCity XL theater staat.
Linksachter Alhambra zijn de zogenaamde Belgische Loodsenhuizen in Jugendstillstijl te zien. Opvallend was dat die na het schilderen van Alhambra (zie onder) ook werden opgeknapt.
Geen fraai entree voor het centrum van Vlissingen. Ook niet aantrekkelijk om naar de film te gaan. Hoog tijd voor een opknapbeurt.
Het schilderwerk is de aanzet tot nieuwere tijden. Intussen werden plannen gemaakt voor een interne opknapbeurt.
Op de foto hierboven kan je op de schuine hoek de deur naar de bovenwoning zien. De beugels die aan de zijmuur zitten waren bedoeld om de woning bij brand te kunnen verlaten. Links ervan een rooster in de gevel dat op het balkon uit kwam achter de verwarming, bedoeld voor verse ventilatielucht. In de achtergevel zaten achter het doek twee ventilatoren om vooral in de zomer de warme lucht weg te werken. Het projectiedoek was een zogenaamd geluidsdoek met vele duizenden gaatjes om het geluid van de speakers achter het doek door te laten. Dat doek werkte daardoor tevens als stoffilter en moest het jaarlijks nodig worden afgeborsteld.
Onder het doek zat een klein laag deurtje dat toegang gaf tot de kelder. Daar stond de verwarmingsketel die op stookolie brandde. Onder de stoep achter het gebouw was een grote olietank ingegraven die je in het stookseizoen met een peilstok moest opmeten om te weten wanneer weer nieuwe olie geleverd moest worden. Met een tankauto werd die dan snel gevuld. Jaren later, nadat de ketel was vervangen door een gasketel (de gasleiding werd onder de zaalvloer gelegd) is de olieketel om vervuiling van het grondwater te voorkomen tijdens saneringswerkzaamheden weggehaald.
Sirene
Boven op het dak kan je ook de sirene van de BB (Bescherming Burgerbevolking) – later brandweersirene genoemd – zien staan. Op de eerste maandag van de maand loeide de sirene als test. Twee keer per jaar kwam een monteur de sirene controleren en kort testen. In de schakelkast van de bioscoop zat een schakelaar waarmee je de sirene met de hand kon bedienen. Wanneer de sirene werd ingeschakeld, was de startstroom zo hoog dat het licht in de vitrines even dimde.
nooddeuren
In de zaal zaten drie dubbele nooddeuren waardoor het publiek na de voorstelling (zelf) naar buiten ging. Ze stonden, vanwege de aflopende vloer na een of twee treden, meteen op straat. Dat daarbij met de drukke straat ernaast nooit ongelukken gebeurd zijn, mag een wonder heten. Met de geopende deuren kwam meteen veel verse lucht de zaal in. Zo kregen de mensen van de volgende voorstelling een min of meer frisse zaal.
Het balkon had een eigen nooduitgang. Vanaf de achterste rij kon je via een nooddeur een heel lange betonnen trap naar beneden gaan waar je via een tweede nooddeur naast de hoofdingang op straat uit kwam. Na elke voorstelling moest het personeel deze deur controleren en als die open stond weer van binnenuit sluiten en via de trap naar boven gaan. Het was maar goed dat we veel jonge en sportieve personeelsleden hadden.
Na de laatste voorstelling werden alleen de flesjes weggehaald. De schoonmaaksters die de volgende morgen het hele gebouw onder handen zouden nemen zorgden ook voor het schoonmaken van de rest van de zaal. Bij die laatste inspectieronde moest je soms in slaap gevallen bezoekers wakker maken en werd speciaal gelet op achtergebleven spullen zoals tassen, portemonnees en andere persoonlijke eigendommen van klanten. De plaats waar dat gevonden was werd genoteerd zodat gecontroleerd kon worden of het echt om de eigenaar ging wanneer die zijn spullen kwam ophalen. Na de nachtvoorstelling op de vrijdagavond vonden we soms ook andere persoonlijke bezittingen die meteen in de vuilnisbak belandden.
veranderde omgeving
De omgeving van het theater is in die tijd behoorlijk veranderd. Alhambra lag met de voorkant aan de Coosje Buskenstraat, de oprit naar de boulevard, de zijkant aan de Spuistraat die naar de oude binnenstad van Vlissingen gaat en de achterkant aan de Dam.
Aan de overkant van de bioscoop aan de kant van de Spuistraat werd een groot flatgebouw geplaatst waarmee meteen de Noordstraat grotendeels verdween.
Er zou meer verdwijnen.
1976, twee panden tegenover Alhambra worden gesloopt op de Spuistraat te kunnen verlengen (Zeeuws archief).
In het pand recht tegenover Alhambra was het Huiskamerproject gevestigd waar drugsverslaafden werden opgevangen en later van Methadon voorzien. Op de foto hierboven wordt dat pand en het huis ernaast afgebroken om ruimte te maken voor een nieuwe toegangsweg naar het centrum via de spuikom en de verlengde Spuistraat. Garage Centrum en de ernaast gelegen Visserijschool werden ook afgebroken. Daar kwam een pand van Vendex te staan ter vervanging van de verdwenen kleine, maar gezellige V&D. Later kwamen daar een supermarkt en een kledingwinkel in. Het witte gebouw op de achtergrond is de Zeevaartschool aan de Boulevard. Als je nu een foto zou maken vanaf dezelfde plek dan zie je het complex van CineCity XL er tussen staan.
inrichting
Een smalle toegangsdeur gaf toegang tot de kleine hal waar de kassa annex het kantoor was. In de hal tevens een buffet waarvan tijdens de pauze een groot luik verwijderd werd om zo frisdranken en snoep te kunnen verkopen. Deze ruimte was in geen verhouding tot het aantal bezoekers dat in huis kon zijn. Een hoop gedrang en geschreeuw van beide kanten om iedereen zo goed en zo kwaad te kunnen helpen. Bepaald niet ideaal. Een toiletruimte zat tussen het buffet en de zaal ingeklemd. Omdat de bioscoop aan de oprit gebouwd was waren er hoogteverschillen. Om bij de toiletten te komen moest je twee treden naar beneden. Lastig als je hoge nood hebt of slecht ter been bent.
woonhuis
Boven de hal was een woonhuis dat je alleen buitenom via een eigen deur op de schuine hoek van het gebouw kon bereiken. Het was al jaren niet in gebruik als woonhuis alhoewel er nog wel een aanrecht in de keuken was met koud stromend water en een gas- en lichtaansluiting. De voormalige woonkamer was nog jarenlang tot de verkoop van het pand gebruikt door het bestuur van de plaatselijke voetbalvereniging waarvan Rinus van Liere bestuurslid was. Op feestdagen was het zo druk in de bioscoop dat er te weinig tijd over bleef om naar huis te gaan om te eten. Na de drukke matinee moest de zaal en de toiletten schoon gemaakt worden, het buffet aangevuld en op tijd de kassa weer open hebben om de telefonische reserveringen voor de beide avondvoorstellingen aan te nemen. Dan bleef er weinig anders op te zitten dan snel iets te koken in het kale keukentje naast de kale kamer boven de bioscoop. Gezellige feestdagen krijgen dan een ander gevoel.
filmcabine
De cabine was zoals zoveel cabines zeer eenvoudig uitgevoerd. Grijs beton, gestucte wanden en tegeltjes op de vloer. Schakelkasten en leidingen tegen de muur, een omspoeltafel en een keukenstoel. Heel wat anders dan de luxe die ik in Cinema Palace in Haarlem had gehad. De projectoren stonden op een verhoging zodat je steeds even een opstap moest maken van de projector naar de spoeltafel en van de ene projector naar de andere. De projectoren waren van de vroege versie van de Philips FP-20 projectoren met flitslicht. De lenzen werden met de hand verwisseld van wide-screen naar Cinemascope.
Op de afbeelding hiernaast is deze FP-20 -SPP projector uitgevoerd met een extra geluidskop voor films met magnetische geluidsporen. In Alhambra hadden we alleen de standaard optische geluidskop. De filmtrommels zijn voor 1800 meter spoelen. Met de hendel die onder het lampenhuis te zien is, kon je het hele binnenwerk van de lamp naar achteren verplaatsen waarbij er een schuine spiegel neer kon klappen om op die manier het licht om te geleiden naar het dia-apparaat (niet zichtbaar) aan de andere kant van de projector waarmee de 9 x 9cm reclamedia's werden vertoond (zie Cinema Palace: pauze).
SPP lampenhuizen
In de cabine stonden twee FP-20 projectoren met flitslicht, kleine met kwikgas gevulde buisjes onder hoge druk die pulserend van stroom werden voorzien waardoor er een fel licht ontstond. Het spectrum van dit licht was wit met een tekort aan rood waardoor het beeld een sterk zweem van blauw-paars had. Bij kleurenfilms zag je dat niet meteen, maar bij zwart-wit films moest je bepaald een poosje wennen aan dit wel erg koele licht.
Het meest bijzondere aan deze lampjes was dat de projector geen vlinder nodig had. Er was een koppeling tussen het maltezer kruis waarmee de film beeld voor beeld voor de lens gezet wordt, en de pulsator die de stroompulsen naar het lampje verzorgde. Elke keer als een beeld voor de lens stil stond werden er drie lichtpulsen gegeven waarna het volgende beeld voor de lens gezet werd. Door die drie zeer korte pulsen was het voor het menselijk oog niet meer mogelijk om de filmbeelden apart te zien waardoor het een erg rustig, flikkervrij beeld opleverde. Het is hetzelfde effect als wanneer je een normale projectie hebt met een driebladig vlinder in plaats van het meestgebruikte tweebladige vlinder. Wanneer de FP-20 projectoren werden uitgerust met een xenonlamp die een veel mooier egaal wit licht geeft, was er voldoende ruimte om toch een vlinder te monteren.
Een andere bijzonderheid van deze superhogedrukprojectielamp SPP500 was dat die watergekoeld was. De lichtopbrengst op een heel klein oppervlak zorgde voor veel warmteontwikkeling. Hierboven de constructie van de hele lamphouder. Het lamphuis was meteen de koelunit. Er liep een continue waterstroom vanuit een watertank in de cabine door deze lampunit. Gedurende de voorstelling werd het water in die tank merkbaar warmer.
De lamphouder werd in de lampunit geschoven en met een speciale aansluiting afgedicht.
Het lampje zelf was een dun staafje kwartsglas, ongeveer 10 cm lang en 5mm dik. Aan de ene kant stak een pennetje van 3mm uit dat tegen een contactveertje aandrukte als je de lamphouder in het lampenhuis drukte, aan de andere kant een pennetje van circa 12mm. Daar overheen kwam in een metalen busje dat in de afsluitdop zat. Om goed contact te maken moest je dat pennetje een beetje opzij buigen zodat het goed tegen de zijkant van het buisje gedrukt werd.
In het midden van het lampstaafje bevond zich de eigenlijke lichtbron, een ongeveer 12mm lang en onder hoge druk met kwikgas gevuld lampdeel. Aan de uiteinden van dit deel staken de elektroden uit waartussen het licht werd gevormd. Achter dit lampje zat een dun, kwartrond aluminium spiegeltje. Aan de voorkant een UV filtertje omdat dit lampje veel UV licht gaf. Het licht kwam door een kwartsglazen venstertje naar buiten.
Een zeer bolle condensorlens verzamelde het licht en richtte dat op het filmvenster. Deze condensorlens was ongeveer 4cm in doorsnee en tegelijk ongeveer 3cm in dikte. Aan de kant van het lampje flauw gebogen, aan de kant van de film zeer puntig. Omdat de spectraalverdeling van de SPP lampjes veel te weinig rood bevatte waardoor het beeld er koel en bij zwart-witfilms zelfs blauwig uitzag, zocht de heer Winkel van de eerder genoemde bioscoop in Beverwijk naar oplossingen. Hij ging bij de heer Kessler van Philips te rade en hij heeft op eigen initiatief condensors laten maken van ander glas waarbij een deel van het blauwe licht werd weggefilterd. Ook het UV filter liet hij van ander glas maken. En met deze samenstelling bereikte hij een weliswaar niet optimale maar wel zichtbare verbetering. Meneer Winkel ging zoveel mogelijk bioscopen langs om zijn verbeteringen aan de man te brengen. Zijn stotterhandicap zal hem zeker in de weg gezeten hebben. En tegelijk was Philips bezig om de SPP lampjes in projectoren uit te faseren. De xenonlamp was vele malen beter van lichtkleur en bovendien minder bewerkelijk als de SPP lampjes en de storinggevoelige Pulsators die voor de stroomvoorziening moesten zorgen.
Na elke voorstelling moest je de lamphouder verwijderen en deze lamphouder in een glas met lichtzure vloeistof zetten om de aanslag en de verkleuring op het lampje, het spiegeltje en UV-glaasje verwijderd te krijgen wat ontstaan was door de combinatie van het sterke licht en het koelwater. De levensduur van het lampje was ook beperkt. In de cabine stond een doosje met lampjes op voorraad. Ook spiegeltjes en glaasje moesten, ondanks de dagelijkse reiniging, regelmatig vernieuwd worden.
De hele lampunit bestond uit twee identieke delen met in elk deel een koelunit met lampje. Wanneer een lampje tijdens de voorstelling kapot ging dan viel de erboven gelegen unit automatisch naar beneden. Op een vernuftige wijze werd de koelwateraansluiting van de ene unit op de andere unit overgenomen. Deze omschakeling ging zeer snel en de onderbreking duurde minder dan een halve seconde. Een mooi en doeltreffend systeem.
De stroomverzorgende pulsators waren een verhaal apart. Om de lampjes te voorzien van pulsen stroom van de juiste lengte en duur, was veel elektronica nodig. Pulsen van 450V bij 1,35A. Dat geeft een lichtpuls van 30.000 lumen in een lampje van 500 Watt. In het filmvenster is dat 15.000 lumen. Een xenonlamp van hetzelfde wattage geeft 13.000 lumen op het filmvenster.
In een van gaasplaat gemaakte kast van ongeveer 30 x 30 en 70cm hoog, zat onderin een zware trafospoel. De rest van de ruimte was gevuld met printplaten en andere elektrische componenten zoals schakelrelais. Op de printplaten zaten potmeters die je met een lange dunne schroevendraaier van buitenaf tijdens het gebruik kon bereiken. Daarmee kon je de lichtsterkte wat aanpassen en ook andere instellingen van de puls. Het kwam wel eens voor dat de lamp ging knipperen. Dat wil zeggen dat de tijden tussen de pulsen niet meer correspondeerden met het transport van de film of dat er meerdere pulsen om welke reden dan ook wegbleven. Omdat de lamp pas aanging nadat een aantal veiligheden waren gecontroleerd zoals de transportsnelheid van de film en voldoende waterkoeling, ging de pulsator pas aan als de startstrook al een eind onderweg was. Was er iets mis, dan merkte je dat pas op dat moment. Het reservelampje met de hand laten wisselen was de eerste stap. Maar zelf sleutelen aan de pulsator behoorde voor de waaghalzen zeker tot de mogelijkheden. Indrukken van de schakelrelais was een van de opties. Jaren later kwam ik een doosje tegen met een briefje van Philips en een triac erin. Blijkbaar was het zelf vervangen van een van de triacs niet ongewoon. Ik weet niet meer of er ook een voorziening was waarbij van pulsator gewisseld kon worden, maar ik sluit dat zeker niet uit. Al die elektrische componenten in de pulsator zullen zeker een doel gehad hebben. Het was dan ook fijn om te horen dat na de verbouwing andere projectoren zouden komen met xenon lampenhuizen. Bedrijfszeker, met minder onderhoud en bovenal, wit licht.
Een goede website over de FP-20 projector in vele uitvoeringen en opstellingen is Philips FP20, 35mm filmprojector van wesmovie. Naast uitgebreide documentatie op de FP-20 projector is er ook informatie te vinden over o.a. de Delrama. |
||
filmvervoer
De filmweek liep toen van donderdag tot woensdag. De woensdagavond was het altijd hectisch (zie ook Cinema Palace). Alles inpakken, terwijl de film liep de vitrinekasten leeghalen en de posters en foto's van de nieuwe weekfilm aanbrengen. Met een nietpistool werden de foto's en posters op het met gekleurd flanel beklede zachtboard geschoten. Later werd dat zachtboard en flanel vervangen door een gekleurde rubberachtige kurklaag. Vooral bij films die al langer in roulatie waren, was het lastig om er wat moois van te maken. De hoeken van de foto's hadden zoveel nietjes gezien dat er weinig ruimte overbleef om de foto opnieuw te hechten.
In het begin werden de films door Van Gend & Loos gehaald en gebracht, maar al vrij snel stopte die met die nachtelijke service aan huis. Er werd een transportbedrijf van Schouwen-Duiveland ingezet. Een aardige chauffeur ging op de woensdagavond, ruim na zijn laatste rit, naar Vlissingen om er de films op te halen, reed waarschijnlijk door naar Middelburg om de films op het station in Goes af te leveren. Dat dit niet rendabel dan wel te kostbaar was, is te begrijpen. Er werd bij een bevriende relatie in Enkhuizen een auto gekocht en ons ter beschikking gesteld. Het was mijn – nou ja mijn? – eerste nieuwe auto. Vanaf dat moment deden we zelf het vervoer van de films van en naar Goes. Daar trof je regelmatig operateurs van de andere Zeeuwse theaters. De enkele keer dat er problemen waren met een film waardoor je niet op tijd in Goes was – de chauffeur wacht niet hoor – dan kon je proberen naar Roosendaal te rijden om de films alsnog op de route te krijgen. Alle landelijke routes, Zeeland was Route 8 Goes, kwamen in Utrecht uit. Daar werden de films per route verzameld en gesorteerd en keerden de vrachtwagens weer terug om hun nieuwe vracht te droppen op de verschillende afhaalpunten langs hun route.
vitrinekasten
In de voorhal zat een grote vitrinekast met een grote poster van de belangrijkste hoofdfilm en een serie foto's van die film. Aan de straatzijde aan de voorkant van het gebouw zaten een aantal kleine vitrines met aankondigingen van de komende films. In die tijd waren de leeftijdsgrenzen 14, 18 jaar en Alle leeftijden. Posters en foto's werden, net als de films zelf, door de Filmkeuring van een stempel voorzien. Een oud-onderwijzer, meneer De Bont, die zo krom als een hoepel was, kwam donderdagmiddag langs om te zien of alle foto's van een stempel van de filmkeuring voorzien waren. Omdat die vaak een blind stempel hebben was dat soms lastig te zien. Vanuit zijn kromme houding probeerde hij toch elke foto te controleren waarbij het wonderlijk was om te zien in welke andere bochten hij zich moest wringen om deze zichzelf opgelegde opdracht te volbrengen. Wanneer hij een foto gevonden had liep hij naar het politiebureau om dit vergrijp aan te geven.
Bij elke film, trailer, documentaire of Journaal zat een keuringskaart. Voor het Polygoonjournaal werd zelfs voor een heel jaar vooraf een keuringskaart verzonden; zo vertrouwd was Polygoon.
Onderaan de kaart stond: 'N.B. Deze kaart is slechts geldig, indien zij is voorzien van het stempel der filmkeuring. Doorhalingen of wijzigingen maken haar ongeldig. Zij moet aan de ingang van het lokaal, waar de film vertoond wordt aanwezig zijn en op eerste aanvraag van de daartoe bevoegde personen worden getoond'.
kaartverkoop en reserveringen
Minimaal een uur voor aanvang van de eerste voorstelling waren we aanwezig om alles klaar te zetten voor de ontvangst van de bezoekers. Vanaf dat moment konden aan de kassa kaartje gekocht en telefonisch gereserveerd worden. Op weekdagen was dat ruim voldoende tijd, maar in het weekend of bij druk bezochte films was dat aan de krappe kant. Dan stond er soms al een drom mensen voor de deur te wachten om als eersten een kaartje te bemachtigen. Eerst alles snel klaarzetten, zaal controleren, lichten aan doen, cabine en film klaarzetten etc. En dan de deuren open om iedereen binnen te laten bij de kassa. Een verkocht de kaartjes en de ander nam zoveel mogelijk de telefoon op met reserveringen.
De reserveringen waren plaatsgebonden. Op een speciale plattegrond - sommige theaters hadden een eenvoudige gestencilde plattegrond waarop de verkochte stoelen werden weggekruist - wij hadden een speciale plattegrond waarop de nummers van de stoelen konden worden uitgescheurd dat aan het reserveringsbriefje geniet werd en dat in een bakje met alfabetische vakjes werd opgeborgen. Zodra de klant om zijn reservering kwam werd dit stoelnummer met naambriefje aan het kaartje geniet.
advertentie maken
Zondagavond (maandag waren we vrij) was het de laatste gelegenheid om de advertentie met de aankondiging van het nieuwe programma in te leveren bij De Scheldebode/Vlissinger. Adverteren in de PZC werd toen te duur bevonden.
Bij het reclamemateriaal van een film zat er naast de grote en kleine posters en de filmfoto's, ook advertentiemateriaal. In de beginjaren waren dat clichés of preegs, later speciale rasterafbeeldingen voor de krant. Dat alles in verschillende formaten afhankelijk of de film de hele week zou draaien of slechts een enkele voorstelling zoals de matinee op zondag of de nachtfilm vrijdagavond. Er werd een tekening aangeleverd van de layout, welke kolommen en in welke kolom de verschillende films met aanvangstijden en andere informatie geplaatst moest worden.
verbouwing naar twee zalen
Over de verbouwing met de diverse tussenstadia is een aparte uitgebreide pagina gemaakt in de vorm van een beeldverhaal.
De entree en de hal worden vernieuwd en de toiletten worden gelijkvloers met de hal gemaakt. De kassa annex kantoorruimte wordt vergroot en krijgt een schuifraam naar de hal om als verkoop van bier, frisdranken, ijs en snoep te dienen. Een grote verbetering met vroeger vergeleken.
Van het balkon wordt een tweede zaal gemaakt. Een ingrijpende verbouwing is nodig omdat er een stalen balk moet worden ingebracht om de verlengde balkonzaal te kunnen dragen.
Overal werd vaste vloerbedekking gelegd, de voorhal kreeg schoonlooptapijt, de hal, trappen en zaal-2 vaste vloerbedekking. In Zaal-1 alleen de stroken waar geen stoelen op staan. De houten vloer is opgeschuurd en gelakt. Een gladde vloer is veel praktischer bij het schoonmaken, zeker als je bedenkt dat de vloer in één keer afloopt naar voren. Vooral flesjes vallen wel eens om en laten, net als ijsjes, een lang, kleverig spoor na2. Er komen nieuwe oranje stoelen uit Spanje die veel comfortabeler zitten dan de oude blauwe stoelen.
Dat de verbouwing geen overbodige luxe was blijkt wel uit de foto's die ik in 1977, kort voor de verbouwing, genomen heb.
entree en kassa
hal en trappenhuis
balkon
binnenhal, buffet en toiletten
benedenzaal en balkon
filmcabine
twee cabines
De oude cabine, die de kleine Zaal-2 (het oude balkon) verzorgt, krijgt een grondige opknapbeurt. Daar komt een FP-30 projector met een 1000W xenonlamp en een 2-plaat non-rewind te staan. De projector heeft een revolverkop voor de wisseling van de lens en motortje voor de wisseling van het masker3 en een 20 stappen matrix voor een geautomatiseerde filmvertoning. Vanuit de kassa kan de projectie gestart worden en de vertoning is vanaf nu op een tv-monitor te volgen. Ook de kaderverstelling en scherpstelling kan op afstand aangepast worden, maar dat is niet erg nauwkeurig. Vanuit de cabine controleren en regelen verdient zonder meer de voorkeur.
Voor de benedenzaal, Zaal-1, wordt een verhoogde cabine in de hal gebouwd. Het licht van de projectie paste net onder het verlengde balkon door en ging goed over de meeste staande mensen in Zaal-1. Alleen als er een opvallend lang persoon op de achterste rij gaat staan was dat op het doek te zien.
In de cabine van Zaal-1 werd een Philips FP-30 projector met een 1600W xenonlamp en een 3-plaat non-rewind neergezet, eveneens zoals in Zaal-2 met revolverkop en 20 stappen matrix. Daar komt ook de losse elektrische omspoeltafel te staan. Hier worden de films voor beide zalen gemonteerd (de 2 plaats omspoeltafel van Zaal-2 is aangebouwd om meer loopruimte over te houden). In de benedencabine is een open goederenlift gemaakt met een nis van 2 meter breed en een halve meter diep waarin een brede, smalle bak met een eenvoudige takel op en neer gehaald kan worden.
In de bak staat een lege plaat van de non-rewind schuin opgesteld zodat daarop het complete filmprogramma van Zaal-2 naar boven getakeld kan worden. Na enige oefening lukt dat prima. Het lastigste punt blijft het keren van de film van horizontaal naar verticaal en omgekeerd. Technisch is de film grotendeels gelijkmatig op de kunststof ring gedraaid. Door de film een beetje klem te drukken op de ring blijft de grote rol intact. Meestal tenminste. Soms, als de hoofdfilm gelakt of heel nieuw is bestaat de kans dat de film in twee of meer banden uiteen valt. Dan ligt alles op de grond en heerst er behoorlijk wat onrust. Hoe krijg je de film ongeschonden naar boven en zodanig weer op de plaat dat de film vertoond kan worden? Als er voldoende tijd is om de film een keer vooraf te draaien dan is het met kunst- en vliegwerk goed te doen en het meest betrouwbaar. Waar nodig en mogelijk is, de film in delen op de plaat leggen, door de projector halen en op de andere plaat weer opwikkelen.
Een andere ramp die je kan overkomen met het van de plaat halen van een film is, dat als je iets te hard knijpt de kunststof binnenring breekt en de hele film in de kreukels ligt. Maar gelukkig ging het meestal goed, zeker als de film gelijkmatig was opgewikkeld gedurende de voorstelling. Het kwam wel voor dat de hele hoofdfilm – in de pauze of een extra tussenstop eerst het voorprogramma eraf halen – met de auto naar een theater elders te brengen. Zo werden er wel films over en weer uitgewisseld met Goes.
Om bij prolongatie van de hoofdfilm het voorprogramma aan te kunnen passen, werd er tijdens de laatste voorstelling een strook zacht schuimplastic met de film mee op de plaat gewikkeld. Aan het eind van de voorstelling werd het plastic verwijderd zodat het voorprogramma er gemakkelijk er tussenuit genomen kon worden. Op die manier was er ook ruim voldoende plaats voor een nieuw voorprogramma op de plaat.
Maltezer kruis
De nieuwe Philips FP-30 projectoren die in de beide cabines staan maken geen gebruik van SPP licht (zie boven),maar van xenonlicht. Om het beeld dat op het doek staat onzichtbaar te kunnen verwisselen, moet het licht nu met een draaiende schijf, een vlinder, kort onderbroken worden.
Het transport van de film in het venster waar het filmbeeld tijdens de projectie stil staat, moet 24 keer per seconde vervangen worden door een nieuw beeld. Dat transport van de film gebeurt met een rol met tanden die in de perforatie van de film grijpen. Deze transportrol staat tijdens de projectie van het beeld stil en beweegt snel terwijl de vlinder het licht tegenhoudt. Direct daarna moet het beeld weer heel stil staan omdat je anders op het doek het beeld ziet bewegen, dansen. Het mechaniek dat voor deze onderbroken beweging zorgt heet het Maltezer kruis, ook wel Geneva genoemd. De vorm van het Maltezer kruis is afgeleid van het teken dat de Maltezer ridders op hun schild hadden staan.
Vanwege de intermitterende beweging van deze transportrol wordt die ook wel de tambour genoemd.
zaalverlichting
De oude zaalverlichting bestond uit een koof langs de wanden van de zaal en het balkon waarachter lange buizen neonverlichting zaten. Met een conventionele dimmer kon je die keurig dimmen tot bijna nul waarna ze spanningsloos gezet werden. Dat gaf een heel fraai effect. Omdat deze installatie nogal oud was, lastig heel te houden tijdens de verbouwing en kostbaar bij reparatie, is besloten een soortgelijke verlichting in de nieuwe zalen te maken maar dan met speciale dimbare, starterloze TL-buizen met hoogfrequente transformatoren. In de cabines hingen kastjes met elektronica die na een druk op de knop of een puls van de matrix een stuursignaal van 0 tot 10V naar de HF trafo's in de armaturen stuurde. Dat werkte goed, behalve het laatste stukje uit dimmen. Dan gingen de lampen iets knipperen. Met verschillende potmeters in het stuurkastje kon je de snelheid instellen, het maximale en minimale niveau, maar ook een tussenstop voor de inloop en bij de reclamedia's. Dat instellen luisterde nogal nauwkeurig, dus het was een hele toer om het knipperen op de laagste stand zoveel mogelijk te vermijden. Dat lukte niet voor de de volle honderd procent, maar omdat de buizen achter een koof zaten was dat gelukkig weinig hinderlijk. Vervelender werd het als – bijvoorbeeld bij een stroomstoring – de besturing verstoord was en de verlichting op hol sloeg en zelf iets leuks bedacht.
Op de starterloze TL-buizen zat een strook die geleidend was en waarmee de ene kant van de omhulling van de buis met de omhulling aan de andere kant elektrisch verbonden werd.
Het gas in de buis werd met een hoogfrequente spanning tot ontlading gebracht. Met de stuurspanning van 0 tot 10 Volt kon dan het licht gedimd worden.
automatisering
Om twee zalen te kunnen bedienen moest er geautomatiseerd worden. De projectoren werden met een matrixbesturing en een non-rewindinstallatie uitgerust. Beide zalen kregen een camera om het beeld in de gaten te houden op schermen in de kassa waar ook de bedienpanelen voor de cabines zaten.
matrix
Met de matrix wordt in stappen een reeks schakelingen uitgevoerd. Per regel wordt gelezen welke handelingen moeten worden verricht. Zaallicht aan of uit, welke projector wordt gestart of gestopt, welke lens (masker, kader) voorgezet moet worden, welke versterkerkanaal gebruikt moet worden, bandrecorder aan of uitgezet.
Begonnen wordt met de startknop naast matrix of op een andere plek zoals achter in de zaal of bij de kassa. Op die manier kan het hele programma worden afgewerkt. Natuurlijk moet er wel toezicht zijn, maar zo kan een operateur meerdere zalen bedienen.
Aan de rand van de filmstrook kan op strategische plekken met aluminiumtape schakelmomenten geplakt worden. Een proximity sensor in de loop van de film kan op korte afstand het strookje detecteren en daarmee de matrix een stap verder in het programma zetten. Zo kan de lenswisseling tussen wide-screen en cinemascope automatisch plaatsvinden, maar ook de bediening van het zaallicht, pauzemuziek en afstoppen van de projector geregeld worden.
In de gaatjes van de matrix worden pennetjes gestoken met twee door een diode van elkaar gescheiden delen bevatten. Twee van de schakelmomenten in de matrix bevatten een vertraging van 5 of 10 seconden waarna naar de volgende regel gestapt wordt. Dat is handig bij het opstarten en stoppen zodat de projector kan starten en pas na de ingestelde tijd het beeld en geluid wordt vrijgegeven.
afstandbediening en controle
In de kassa- buffet- kantoorruimte zaten twee bedienpanelen om de voorstelling (de matrix) te starten. Op een kleine zwart-wit tv kon je zien wat er op het doek van die zaal te zien was. Het beeld scherpstellen kon wel, maar dat was niet goed genoeg te controleren op het tv scherm. En de kaderverstelling kon ook wel maar was in de praktijk nogal grof of traag waardoor het knoeien werd. Alleen geschikt om bij een springer in de film in te kunnen grijpen. Maar het echte instellen moest toch in de cabine gebeuren. Met kleine luidsprekers kon het geluid gecontroleerd worden.
Al met al leuk om even naar te kijken, niet geschikt om de film te bekijken. Het was voornamelijk bedoeld om het mogelijk te maken om met één man twee zalen te bedienen.
non-rewind
Met een non-rewind installatie staat de film aan het eind van de voorstelling meteen weer klaar voor de volgende voorstelling. Er hoeven geen filmspoelen te worden teruggespoeld. Op een 3-plaats non-rewind kan op de derde plaat al een ander filmprogramma klaar liggen.
Op de foto hiernaast ligt op de bovenste plaat een film van een andere voorstelling. Vanaf de middelste plaat wordt de film vanuit het midden naar de projector gevoerd, op de onderste plaat wordt de film op een grote ring gespoeld. Deze ring wordt met twee pennen op de plaat op zijn plaats gehouden. De snelheid van het opwikkelen wordt geregeld met een regelbare weerstand die door een arm waar de film langs loopt automatisch geregeld wordt. In het begin snel en gedurende het opwikkelen steeds langzamer.
Het afwikkelen wordt geregeld vanuit een vaste beginsnelheid die gedurende de voorstelling steeds wat afneemt. Correcties worden doorgegeven door twee microswitches die gestuurd worden door een armpje waar de film doorheen loopt. Bij een te krappe lus wordt de snelheid even iets opgevoerd, bij een te grote lus even iets afgeremd.
Op de hoogte van de middelste plaat staat een losse tafel waarop de film vóór de eerste en na de laatste voorstelling in delen kan worden verwerkt voor verzending.
interlock
Het was mogelijk om met één film, twee zalen te bedienen. Dat gebeurde alleen als er een grote premièrefilm gedraaid werd waarbij veel bezoek in korte tijd te verwachten viel. De verhuurkantoren van films vroegen namelijk een percentage van de kaartverkoop. Daarbij werd gebruik gemaakt van een sliding scale. De eerste (twee of drie) weken een hoog percentage en hoe langer de film bleef draaien des te lager werd het percentage dat aan het verhuurkantoor moest worden afgedragen. Het was het verhuurkantoor er dus veel aangelegen dat er in de eerste weken zoveel mogelijk mensen naar die film zouden komen. Dus konden alleen theaters zo een film krijgen als er ook voldoende kaartjes verkocht zouden kunnen worden. Grote zalen zijn dan in het voordeel om mee te liften op de publiciteit. En zaal-1 was daar dan te klein voor. Vandaar dat in Zaal-2 op hetzelfde moment van dezelfde filmkopie gebruik kon worden gemaakt.
De film werd dan op de middelste plaat van de projector in cabine-1 gelegd, door de projector gehaald en niet op een van de andere platen opgespoeld, maar via allerlei rolletjes door de cabine, door de lift naar boven gehaald en daar via nog meer rolletjes naar de projector in cabine-2 gehaald. Daar ging de film door die projector en werd dan daar op een plaat van die non-rewind opgespoeld. Bij de volgende keer ging de loop van de film in omgekeerde richting van cabine-2 naar cabine-1.
Van belang is het dan dat beide projectoren op precies hetzelfde moment gestart worden en met volstrekt dezelfde snelheid de film afdraaien. Aan beide aandrijfmotoren van de projectoren zat een sensor die de snelheid detecteerde en synchroniseerde met de andere projector. Om te voorkomen dat er toch verschillen zouden kunnen ontstaan als een van de aandrijfriemen zou slippen, werd gebruik gemaakt van kettingen. Tussen de zaal waar de film gestart werd en de andere zaal zat natuurlijk een tijdverschil omdat hetzelfde beeld een poosje onderweg was naar de andere projector. Hier was dat ongeveer 40 seconden. Op de monitoren kon je dat mooi zien. En als je, bijvoorbeeld bij Jaws achterin de zaal naar de reactie van het publiek keek bij een schrikachtige scene, dan kon je bliksemsnel naar de andere zaal om het nogmaals te zien gebeuren.
slinger in de toonas
Het geluid van de nieuwe FP-30 in Zaal-2 was niet zoals het hoorde. In sommige passages klonk het geluid vervormd. Gelukkig hoorde je het niet doorlopend, of kan je beter zeggen, viel het niet zo op. Maar storend vond ik het wel. Na lang zoeken kreeg ik steeds meer het idee dat het te maken had met de toonrol, de rol waarover de film loopt en waar een lampje een smalle spleet licht op het geluidspoor van de film laat vallen dat door een fotocel in een elektrisch signaal voor de versterker wordt omgezet. Om het geluid op de film zo gelijkmatig mogelijk af te tasten, werd de film op de rol geklemd. Deze rol werd op een vaste snelheid gehouden door een groot vliegwiel dat aan de toonas vast zat. Wanneer je de druk op de film over die rol verminderde, klonk het geluid schor. De kans dat de vervorming hier veroorzaakt werd was groot. In overleg met Philips kwam de heer Kessler naar ons toe om dit met een micrometer na te kijken. De productie van de toonas was zo zorgvuldig dat Kessler zich niet kon voorstellen dat het daar aan zou liggen. Maar de metingen gaven overduidelijk aan dat de as een slinger had, minimaal, maar hoorbaar. Die werd dus door de technische buitenman van Philips, de heer Berman, vervangen.
spiegel
Het komt weinig voor, maar xenonlampen die voor de projectie gebruikt worden, werken onder hoge druk en kunnen daarom uit elkaar klappen. Ze worden geleverd in een speciale verpakking en aan het eind van hun brandtijd dienen ze in een deken gewikkeld te worden en met een ferme klap van een hamer op een veilige manier vernietigd te worden. Als een xenonlamp tijdens de projectie klapt, is de kracht zo groot dat het lampenhuis ontzet kan raken en wat erger is, de spiegel breken.
Op een zondagmorgen wordt ik thuis gebeld door Kessler van Philips met de vraag of ik een reserve spiegel en een reservelamp had liggen. De meeste theaters zorgen er voor dat ze een xenonlamp hebben liggen zodat die tijdig vervangen kan worden, maar een spiegel had bijna niemand liggen. Wij gelukkig wel. 'Of ik ze een groot plezier wilde doen en naar Hulst wilde gaan om daar de spiegel en de lamp te vervangen. Kijk ook even of het lampenhuis niet teveel ontzet is'. Met de boot naar Zeeuwsch-Vlaanderen gegaan om een en ander in orde te maken zodat ze toch de avondvoorstellingen konden draaien. Uit voorzorg hadden ze de matinee al afgelast, maar dat bleek niet nodig.
Na de verbouwing naar 2 zalen
Niet alleen het Alhambra theater was zich aan het vernieuwen, de hele omgeving lag op de schop. Veel panden in de directe omgeving waren gesloopt en nieuwe doorgaande wegen aangelegd. Kort na de opening van Alhambra I en Alhambra II lag er een grote zandvlakte voor de deur. Het ijzervlechtwerk van de fundering is het enige dat boen het zand uitstak.
hal en kassa
trappenhuis
zaal-2
binnenhal, buffet en toiletten
zaal-1
filmcabines
In het tijdschrift van de Nederlandse Bioscoopbond (NBB) stond na een bedrijfsbezoek een artikel met eigen foto's.
personeel en bijzondere relaties
Toen we in Alhambra begonnen, werkten er natuurlijk al mensen. De operateur was langdurig ziek en zou niet meer terugkeren. Twee dames deden de schoonmaak en verder waren er een paar mensen die als portier of controleur in de zaal werkten. Gebruikelijk was het om mensen zelf een plaats te laten kiezen, maar dat gaf bij drukke films ook problemen. Omdat we het serviceniveau omhoog wilden brengen, zijn al snel scholieren aangetrokken om als ouvreuse te helpen. Vaste plaatsen en reserveringen hielpen om deze problemen op te lossen. Dat was even wennen voor ons, personeel en klanten. Vooral bij drukke films werden de reserveringen en een vaste plaats zeer gewaardeerd. Klanten konden dan zelf bepalen waar ze kwamen te zitten. Middenin of achteraan in de zaal, vooraan op het balkon of langs het gangpad om lange benen te kunnen strekken, opties die veel gevraagd werden. Bovendien hoefden klanten niet te dringen in een volle hal of in een lange rij te wachten tot ze een kaartje bemachtigd hadden. Dat betekende wel voor ons dat we ruim voor aanvang klaar moesten staan om de telefonische reserveringen aan te nemen. En bij lange en drukke tijden, hoorden we de bel van de telefoon nog in onze slaap.
Met name met de scholieren die kwamen helpen hebben we een heel fijne band opgebouwd. Op een bepaalde manier vervulden we voor sommigen de rol van een soort surrogaat ouders. Vrijwel alle ouders van de scholieren kenden we en hadden we ook een goed contact mee. Het werd één grote, gezellige familie met elkaar waar lief en leed werd gedeeld. Rommie, Diny, Antko, Maaike, Ria, Soof, Liesbeth, Suus, Anita, Judith, Ed, grote Danny, kleine Danny, Johnny, Nel, Sonja, Regis, Luana, Brenda, Karel, Rein, Ted, Ans, Piet, Harm, Stef, en anderen. We hebben er heel goede herinneringen aan.
In Vlissingen had Frans Meur het Zeeuws Wikkelbedrijf. Hij repareerde elektromotoren, veel voor de scheepvaart dus altijd haastklussen en meestal zware en bijzondere motoren. Toen ik eens op zoek was naar iets en bij hem in de werkplaats aan de Molenstraat kwam, raakten we aan de praat. Hij vroeg of hij niet een keer in de cabine mocht komen kijken. Hij was erg geïnteresseerd in de techniek en vroeg me of hij me mocht komen helpen met filmdraaien. Er ontstond een bijzondere vriendschap waar we beiden elkaar konden helpen (waarover later meer, zie oude bioscoopapparatuur).
Ook met sommige klanten ontstonden persoonlijke contacten die verder gingen dan een gesprekje aan de kassa of telefoon. Een Engelse lasser die enkele maanden in Zeeland werkte, zocht vertier en afleiding in de bioscoop. Het klikte tussen ons en er ontstond een vriendschap. Hij kwam later zelfs met zijn vrouw en dochter langs om die voor te stellen en we kwamen later een paar keer bij elkaar thuis.
Drie keer hadden we een bijzonder contact met Chinese jongens. Een werkte in een restaurant als kok, illegaal omdat het werken voor (Chinese) buitenlanders erg moeilijk werd gemaakt en dan mocht hij van zijn baas niet van zijn zolderkamertje afkomen om problemen met de politie te voorkomen. Alleen 's avonds laat en op zijn vrije avond mocht hij naar buiten. Een andere jongen werkte op een schip en was in het ziekenhuis terecht gekomen. Hij had onder andere hulp nodig met het lezen en invullen van papieren. En weer een andere schepeling zocht menselijk contact. Alle drie heel verschillende achtergronden en karakters. Met hen raakten we aan de praat en trokken ons hun lot aan. We nodigde ze dan binnen uit om ze op hun gemak te stellen. Daaruit ontstonden gesprekken over hun werk- en leefomstandigheden, over hun familie enzovoort. Waar mogelijk steunden en hielpen we ze. Na verloop van (korte) tijd nodigden we ze ook thuis uit om ze een soort van familieleven te geven. We namen ze dan mee op dagtochtjes, en zij probeerden dan weer wat terug te doen. Een van hen bleef contact houden vanuit China en stuurde een paar keer een attentie naar ons toe. Een ander belde ons vanaf zijn schip toen dat in Rotterdam lag. Hij vroeg ons of we naar hem toe konden komen om elkaar nog eens te zien. Daar aangekomen nodigde hij ons uit op het schip. Daar kregen we presentjes van hem. Toen we samen van het terrein af reden om er een dagje-uit van te maken, werden we aangehouden door de douane. We hadden spullen gekregen uit de taxfree shop van het schip en daar was geen belasting over betaald. De geschenken waaronder drank, moesten we inleveren en we kregen een boete. Achteraf gezien waren we nogal naïef geweest.
Er waren enkele klanten die zo in films geïnteresseerd waren dat ze aan de filmquiz 'Voor een briefkaart op de eerste rang' wilden meedoen. Dat vergde nogal wat voorbereiding en of we daar mee wilden helpen. Een jongen was doof en kon zich moeilijk verstaanbaar maken. Het was een combinatie van klanken en handgebaren. Meestal kwamen we er wel uit, maar niet altijd en dan werd hij nogal ongeduldig omdat hij zo graag wilde. Een ander was Hans die zeer serieus te werk ging. Daar ontstond ook weer een vriendschap uit. Ik weet niet meer of ze wel of niet meer aan de quiz hebben meegedaan.
Hindoestaans bezoek
Een tamelijk bijzondere situatie deed zich voor toen een paar Hindoestaanse mensen kwamen vragen of we geen besloten voorstelling voor hen konden draaien. Zoiets kwam wel vaker voor, met name voor bedrijven zoals scheepswerf De Schelde of via Pechiney voor Alliance Française of voor scholen en andere organisaties. Dan werd een film voor een apart prijsje bij een verhuurkantoor besteld. Maar deze keer ging dat anders. Ze zouden zelf voor de film zorgen en die op de dag van de voorstelling meenemen. Het bleken films uit Bollywood te zijn die door de grote Hindoestaanse gemeenschap in Den Haag ingekocht waren. Op deze manier konden de Hindoestaanse mensen die in Zeeland woonden ook van films van eigen bodem genieten. In de meeste films gaat de spraak over in gezang zoals we dat gewend zijn van opera's en operettes. De mensen smulden ervan. Hele gezinnen kwamen en het was een af en aan geloop vanjewelste. Na de voorstelling lag de zaal bezaaid met twee keer zoveel rotzooi van de zelf meegenomen snoep en etenswaren dan er mensen aanwezig waren geweest. Ongeveer een jaar hebben we eens per week op een middag die films gedraaid.
2 vorstinnen en een vorst
De uitgever Geert van Oorschot is in Vlissingen geboren en getogen. Over die tijd heeft hij onder het pseudoniem R.J. Peskens twee boeken geschreven 'Twee vorstinnen en een vorst' en 'Mijn tante Coleta'. Daarin beschrijft hij zijn jeugd in armoede. Zijn vader was gemeenteraadslid van de socialistische partij. Met felle bewoordingen rekent hij in die boeken af met zijn jeugd waarin hij zich een niet gewaardeerd buitenbeentje voelde, en beschrijft hij zijn prille gevoelens voor zijn jonge tante Coleta.
Van die twee boeken heeft Otto Jongerius een film gemaakt die grotendeels in Vlissingen en Middelburg is opgenomen. Op een dag in 1981 belde de producent van de film, Roy Logger, ons op of we aan het eind van de middag wat rushes4 wilden draaien. Dat kon en op de afgesproken tijd liep een klein gezelschap waarbij ik in ieder geval Kitty Courbois, Jan Decleir en Linda van Dyck herkende, de hal binnen. We draaiden de korte scenes, soms een paar keer na elkaar. Dat ging een aantal dagen zo.
Première
Na enige maanden kregen we het bericht dat de voorpremière bij ons in het Alhambra theater in Vlissingen gedaan zou worden. De grote publiciteitspremière zou in Amsterdam gehouden worden.
Nagenoeg het hele team dat bij de film betrokken was geweest was aanwezig. Ze waren uiteraard benieuwd hoe het publiek zou reageren, zeker het Vlissingse publiek. Voor de meeste medewerkers was het ook de eerste keer dat ze de uiteindelijke versie in zijn geheel zouden zien. Dat was voor sommigen een zenuwachtige sfeer merkten we. Ook Geert van Oorschot, de verteller van zijn eigen verhaal in de film, was aanwezig. Zoals gebruikelijk trok hij veel aandacht, maar moest – onwennig voor hem? – delen met de bekende acteurs en actrices. De broer van Geert die in Vlissingen woonde, een veel rustiger man dan Geert, hield zich wat op de achtergrond.
Na de voorstelling kregen de hoofdrolspelers, regisseur en producent een warm applaus en een bloemetje. De pers was aanwezig zodat die ook foto's kon maken en interviews afnemen.
Voor de deur stond de fanfare klaar die het gezelschap begeleide in de optocht naar het Stadhuis voor de huldiging aldaar door Burgemeester en Gemeentebestuur. Geert van Oorschot was door het dolle heen en riep naar de fanfare om op hem te wachten en liep er in zijn eentje achteraan.
De volgende paar dagen belde het kantoor van producent Roy Logger om te vragen hoe de film liep en hoe het bezoek reageerde. Maar ook Geert van Oorschot belde dagelijks, meestal kort na aanvang van de voorstelling. Hij wilde weten of de zaal vol was, wat de mensen zeiden enzovoort. Dat deed hij elke dag totdat na een week of twee er een voorstelling was die niet helemaal was uitverkocht, toen nam zijn enthousiasme zienderogen af en na een paar dagen geen volle zalen bleef het stil.
het einde voor ons
Na bijna tien jaar kwamen er tekenen van betalingsproblemen. Het bleek dat de eigenaren Groot & Van der Heide (Dick Wiebring had zich eerder al teruggetrokken) zoveel geld hadden verloren in andere projecten, dat ze zonder dat we dat wisten grote delen van hun bezittingen geleased hadden om op die manier aan contanten te komen. Achteraf bleek dat de panden, apparatuur en zelfs de stoelen waar de bezoekers op zaten niet meer van hen waren. Ons werd duidelijk gemaakt dat er problemen waren en misschien zouden die op te lossen zijn als er minder personeel zou zijn. Alleen bij drukke voorstellingen scholieren gebruiken die dan voor twee vrijkaartjes moesten werken en als klap op de vuurpijl: alleen de operateur kon blijven. Niek Groot zou zelf de kassa en het buffet gaan doen. Ook onze collega's in Goes hadden dezelfde boodschap gekregen. In weerwil van het gezonde verstand blijf je toch hopen op betere tijden, maar na een aantal weken kwam de mededeling dat al het personeel ontslagen zou worden. Dat mondde uit in een gang naar de kantonrechter omdat het arbeidsbureau geen toestemming wilde geven vanwege de goed lopende theaters met vele bezoekers. Ook de kantonrechter zag niet waarom het ontslag gehonoreerd zou moeten worden. Er waren drie zittingen voor nodig waarbij Groot & Van der Heide de gelegenheid kreeg om aan te tonen hoe mis het was.
Omdat de bioscoop mijn lust en mijn leven was en we dit einde niet zagen aankomen, was dat een teleurstellende tijd met veel frustraties. Tegen beter weten in probeerde ik om mogelijk elders een bioscoop te beginnen. In Terneuzen was er niets, dus wellicht.... Eerst aan betaalbare apparatuur zien te komen. Een zaaltje is makkelijker te regelen.
1 Tot 1967 is er nog een tweede bioscoop in Vlissingen geweest, het Luxor theater aan het Bellamypark, ook van Rinus van Liere, maar inmiddels was dat gebouw in gebruik genomen door de Pinkstergemeente. Toen ik een keer binnen mocht kijken kon je onder andere aan de hellende vloer en de cabinevensters nog steeds zien dat het een bioscoop geweest was.
2 Kauwgom krabben van de vloer en stoelen, was een van de meest vervelende werkzaamheden die er waren.
3 Het masker is een plaat waarin een gat op de maat van het gebruikte beeldformaat (WS of CS) gezaagd is zodat het geprojecteerde beeld, niet veel groter maar zeker niet kleiner, zo precies mogelijk het projectiescherm vult. Dat betekent dat deze maskers per bioscoopzaal op maat gemaakt moeten worden. Soms moet het enigszins in trapeziumvorm gevijld worden als de projectiehoek nogal schuin is. Wanneer dat teveel is uitgevijld dan moet het met soldeertin weer opgevuld en opnieuw gevijld worden.
4 Rushes zijn de stukken film die dagelijks worden opgenomen. Vaak worden van één scene meerdere opnamen gemaakt om later te zien welke de beste is om in de film te gebruiken. Sommige regisseurs draaien die af voor henzelf en de producent, anderen nodigen een of meer van de acteurs ook uit om er dan over te kunnen praten.
Zeeland |
Muurschildering ontdekt |
Oude bioscoopapparatuur |